ri 74 op het gebied van vroege verlovingen te overtreffen. Den 27sten December 1641 was het huwelijkscontract in den Haag geteekend door vorst Ulrich. Enno Lodewijk werd van nu af aan het hof van den stadhouder opgevoed en Prinses Amalia hield toezicht op die opvoeding. Maar er was niet veel van het jonge mensch te maken. Door zijne geweldige vraatzucht haalde hij zich niet alleen allerlei kwalen op den hals, maar was hij zoo vet geworden, dat elke beweging moeilijk werd. In 1646 werd hij nu in gezelschap van een gouverneur op reis gestuurd, om zijn vet kwijt te raken en eenigszins goede manieren te leeren, en hij vertoefde een tijd lang, steeds onder goed geleide, in verschillende Fransche steden. De reis werd, evenals alles wat de opvoeding van den jongen graaf betrof, geregeld door het hof in den Haag. Toen Ulrich II den iiden November gestorven was, bleek, dat Prins Willem II, Christiaan Lodewijk, Hertog van Brunswijk-Luneburg, en Adolf Frederik, Hertog van Mecklenburg, tot voogden over de kinderen waren benoemd, maar de twee laatsten trokken zich terug. En zoo toog Huygens dan den 2Ósten December uit den Haag over Zwolle, Zuidlaren, Bellingwolde en Leer naar Aurich, om met de moeder van den jongen vorst over nieuwe plannen te spreken en het verlangen van zijn voogd en van Prinses Amalia, dat Enno Lodewijk een poos te Parijs zou vertoeven, kenbaar te maken. Van 31 December tot 3 Januari 1649 was Huygens te Aurich. Toen werd de terugtocht aanvaard, maar het was eene lastige reis. Het was vinnig koud, de wegen waren slecht en de Eems was bevroren, zoodat Huygens over het ijs de rivier moest over steken en drie dagen noodig had om over Bellingwolde en Zuid- broek Groningen te bereiken, vanwaar de reis over Zwolle en Amersfoort werd voortgezet naar Utrecht. Onderweg schreef hij tal van Latijnsche verzen, o. a. op Heiligerlee, dat hij voorbij was gekomen, vele gedichten op Anna Maria Schuerman, die hij op de heenreis geen bezoek had kunnen brengen, en op kerken en andere gebouwen te Utrecht; de laatstgenoemde werden met een Epilogus aan de geleerde vrouw opgedragen. En daar hij een dag in Utrecht bleef om uit te rusten, bracht hij haar een bezoek en vond haar aan de studie van het Aethiopisch, wat hem weer een paar verzen in de pen gaf, die door Anna Maria op dezelfde wijze werden beantwoord. Den i2den Januari kwam hij weer t’huis. HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 82