ris 76 met bouw en inrichting van het Huis ten Bosch. Met Van Campen koos hij de schilders, die de Oranjezaal moesten versieren, en hield met hem raad over de onderwerpen der schilderijen. Hij stelde zich in verbinding met de kunstenaars en had menige moeilijkheid met hen te overwinnen Hij raadpleegde Fransche genealogen over de kwartieren, die zouden worden aangebracht, en zorgde zelf voor de Latijnsche opschriften in de zaal, waarvoor hij den naam had bedacht. Daardoor heeft hij een belangrijk aandeel gehad in de stichting der Oranjezaal, die in het laatst van 1652 gereed was. Toen later het plan opkwam, een werk uit te geven met prenten van het gebouw en van de schilderijen, bood hij zich aan, daarbij een Latijnschen tekst in proza en verzen te schrijven. Ook aan een ander plan van de Prinses, met hetzelfde doel opgevat als het stichten der Oranjezaal, heeft Huygens veel gewerkt. Frederik Hendrik had Memoires nagelaten, waarin hij zijne veld tochten had beschreven, en Amalia wilde, dat zij zouden worden uitgegeven. Maar die Mémoires waren, zooals de schrijver ze had opgeteekend, niet in alle opzichten geschikt, om te worden gedrukt. Datums en namen waren niet altijd juist, of soms weggelaten, de stijl kon hier en daar verbeterd en enkele oordeelvellingen en uit latingen van den schrijver moesten liever uit het werk verdwijnen. Aan Huygens werd die lang niet gemakkelijke taak opgedragen. Onnauwkeurigheden werden verbeterd en onvolledigheden aange vuld, maar daarvoor was heel wat onderzoek noodig bij de hoofd officieren, die aan de verschillende veldtochten en belegeringen hadden deelgenomen. Met groote pieteit werd hier en daar eene kleine wijziging gebracht in den stijl en werden enkele uitdrukkingen veranderd. Elke verandering, hoe gering ook, werd aan het oordeel der Prinses onderworpen. In September 1649 schreef hij verder een uitvoerig voorbericht voor het werk, dat met een groot aantal kaarten en platen zou worden uitgegeven. Maar van die uitgave is niets gekomen. In 1652 was er sprake van, dat het werk bij Blaeu te Amsterdam het licht zou zien. In 1654 zou het boek in eenvoudiger vorm verschijnen en ook tien jaren later kwam het plan weer op. Maar het is niet uitgevoerd waarschijnlijk waren de kosten te hoog en eerst in 1733 hebben de Mémoires de Frédéric Henri het licht gezien naar het exemplaar, dat Henriette Catharine, Vorstin van Anhalt, eene dochter van Frederik Hendrik, in haar bezit had HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 84