dus
Keurvorst van Brandenburg
medevoogden zullen optreden,
hare onbekendheid met de zeden
beschouwen als een vorstenhuis, dat buiten het gemeene recht
stond, en waarvoor de Staten de voogden benoemden, waren dus
mislukt. De kansen voor Maria stonden goedop het kleine Prinsje
zou minder worden gelet.
Of Huygens de Douairière heeft aangeraden, de Staten van
Holland in de quaestie te mengen, is onbekend. Maar dat hij haar
raadsman geweest is in de rechtszaken, die nu volgden, blijkt uit
tallooze brieven. Huygens was zeer bevriend gebleven met zijn
vroegeren leermeester Dedel, die met een nichtje van hem getrouwd
was, sedert jaren zitting had in het Hof van Holland en nu voor
zitter was van dat college. Met dezen werd nu alles overlegd en
geen stap werd door de Douairière ondernomen, zonder voor
kennis en goedkeuring van de beide vrienden.
De pogingen, die het Hof eerst deed, om eene schikking tot
stand te brengen tusschen de beide partijen, mislukten, omdat de
Pr. R. niets wilde toegeven. In dezen tijd schreef Huygens de
Considerations pacifiques sur le subject de la tutèle du jeusne
Prince d’Orange, waarin hij er op aandringt, dat de Pr. D., de
en Johan Maurits van Nassau als
en wijst op de jeugd der Pr. R.
en op hare onbekendheid met de zeden en gewoonten van het
land, waarin zij woonde. Hij zond zijn stuk o. a. aan Henriette
Marie, de vroegere Koningin van Engeland, en wees haren gun
steling Jermyn op het nadeel, dat de Prins leed door de. handel
wijze zijner moeder. Het mocht natuurlijk niet baten. Plet was
immers niet vóór alles te doen om het welzijn van den pupil, maar
om de macht over zijn vermogen. Den gisten Januari gaf het Hof
te kennen dat eene schikking onmogelijk was gebleken en er
geprocedeerd moest worden,
Toch deed Dedel nog eene poging. Den gden Januari had de
Pr. R. een stuk ingeleverd, waarin de voogdij werd beschreven
als bestaande uit drie functies, de opvoeding van haar zoon, het
beheer zijner goederen en het benoemen tot ambten, en zij had
daaraan toegevoegd, dat zij wel geneigd was de opvoeding te
regelen met de goedkeuring en den raad harer schoonmoeder.
Dedel vroeg haar nu den loden Febr., of zij daaraan niet wilde
toevoegen, dat de Douairière en de Keurvorst ook door haar zouden
worden erkend als medevoogden, wat het besturen der goederen
6
9
81
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.