83 zouden zijn, de twee laatsten met ééne stem gezamenlijk, dat het kiezen der magistraatspersonen, behalve in de plaatsen, die behoor den tot het douarie der Pr. R., door het lot tusschen de beide partijen zou worden verdeeld, dat de benoeming van den Eersten Edele in Zeeland zou geschieden door de voogden gezamenlijk, dat de Pr. R. de magistraatspersonen in Vlissingen, de Pr. D. die in Veere zou benoemen, en dat de quaestie over het bestuur van Oranje zou worden onderworpen aan de beslissing van den Hoogen Raad en het Plof van Holland gezamenlijk. In hoofdzaak kwam deze schikking overeen met het concept, dat Huygens eenige maan den geleden had opgesteld. Zoo was deze zaak dan voorloopig geregeld en aan de Pr. R. en haar aanhang de gelegenheid benomen, om het Huis van Oranje en haar kleinen zoon financieel geheel te gronde te richten. Niemand had in deze hoogst moeilijke omstandigheden de Douairière meer gesteund dan Huygens en zich meer den haat der tegenpartij op den hals gehaald. Deze had in het accoord dan ook een artikel ingelascht bepaaldelijk met het doel, hem den voet te lichten, of althans te beleedigen. Art. 8 luidde nl. aldus: „Dat de Raden, jegenwoordich zijnde vijff in getale, die commissie ten tijde van zijne Hooch'. Ho. lo. memorie hebben gehadt, sullen werden gegeven nieuwe commissie, ende dat bij deselve sullen werden noch twee Raden, den eenen bij Haere Co. Hooch.' ende den anderen bij de verdere medevoochden gestelt ofte geconfirmeert, op gelijcke commissie ten wedersijden te geven, met gelijcke qualiteyt ende macht als de voors. vijff andere Raden ende met deselve extensie”. Huygens nu had geene commissie van Willem II ontvangen. Den i8den Maart 1647, dus vier dagen na den dood van Erederik Elendrik, had zijn zoon aan „onsen lieven ende getrouwen Constantyn Huygens”, om „te erkennen de goede ende getrouwe diensten, die (hij) aen onsen Heere ende Vader” heeft bewezen, een pensioen toegekend van 1200 jaarlijks, „ende dat boven de gagien en de tractementen, die hy voor desen ende tot noch toe als Raed ende Secretaris heeft genoten gehadt”. Huygens bleef dus onder Willem II dezelfde positie bekleeden als onder den vorigen Stadhouder, maar ontving een grooter salaris. Of dat werkelijk is uitbetaald, valt te betwijfelen. Nu heeft Willem II eens den Raad ontbonden; men weet niet met zekerheid, wanneer en om welke reden, maar waar- HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 91