84 schijnlijk gebeurde het in 1648. Toen benoemde hij nl. den griffier Musch en den ontvanger Berckel tot zijne Raden en „den consul Pauw” tot secretaris; de drie heeren kwamen afzonderlijk bijeen en zouden de financiën van Z. H. regelen en hem uit de schulden helpen. Musch beloofde zijn best te doen, dat de Provinciën die schulden zou betalen, en bewerkte daarvoor de leden der Staten- Generaal; het zaakje zal hem zelf geene windeieren hebben gelegd. De gewone leden van den Raad verbaasden zich over dien maat regel en begrepen terecht niet, „dat de heer Musch soude meer kennis of verlichtinge hebben om sulcken redresse te doen, als des Princen Ordinaris Raden ende Reecken-Meesters, die deselve zooveel Jaren hadden gemanieert.” Het is niet onmogelijk, dat de Prins toen, daartoe aangezet door den „braven” Musch, zijn gewonen Raad heeft ontslagen. Maar hoe dan ook, hij heeft de Heeren later weer aan gesteld en hun allen eene nieuwe commissie gegeven, behalve aan Huygens Waarom deze er geen ontving, is onbekend, maar de Prins zeide hem, dat het onnoodig was, beschouwde hem als zijn Raad en zond hem meermalen met eene politieke opdracht buiten ’s lands, terwijl dan in de ofiicieele stukken zijn titel Raad en Reken meester werd geschreven. Bij den dood van Willem II waren Raden en Rekenmeesters de Knuijt, de Wilhem, Beaumont, Pauw en Strijen, die allen eene nieuwe commissie hadden ontvangen, en Huygens, die er geene had. Wanneer artikel 8 van het accoord onveranderd bleef, werd Huygens buiten den Raad gestooten, waar van hij, op de Knuijt na, het oudste lid was en waarin hij bijna 21 jaren zitting had, of hij moest als jongste lid den Raad op nieuw biunentreden en dan nog wel gekozen door één der beide partijen. Het is niet te verwonderen, dat hij die beleediging hoog opnam, de Prinses Douairière smeekte, hem dit te besparen, en haar ver schillende veranderingen in het artikel voorstelde. Maar Amalia, die zich toen te Cleve ophield bij hare dochter, de Keurvorstin van Brandenburg, schreef lieve briefjes terug, maar deed voorloopig niets. En zoo nam Pluygens den isten September zitting in den Raad zonder geschreven commissie, opdat niet om zijnentwil „de minste verhinderinge soude vallen in ’t procureren ende vast stellen van de noodighe oprechte vrede ende eendracht in den Huyse van Orange.” Gelukkig heeft de Douairière later hare fout ten deele hersteld. Den 21 sten October teekende zij een stuk, waarbij Huygens HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 92