86
eene vriendschap, die tot Westerbaens dood heeft geduurd.
Het jaar 1652 was voor Huygens heel wat rustiger dan het
vorige. De onderhandelingen over het huwelijk van Willem Frederik,
waarbij Huygens als tusschenpersoon diende, kwamen tot een be
vredigend einde en den 2Ósten April reisde hij met zijne ambtge-
nooten de Knuyt en Beaumont naar Cleve, om het huwelijkscontract
in orde te maken, en woonde er de bruiloft bij, die den 2de'1 Mei
op schitterende wijze gevierd werd. Met hetzelfde reisgezelschap
trok hij den i2den Juni naar Friesland, bleef eenige dagen in
Leeuwarden en keerde over Stavoren en Medemblik terug. De
volgende maand bezocht hij met Christiaan Staats-Vlaanderen voor
de verpachtingen, logeerde in I luist bij zijn vriend, den gouverneur,
graaf Hendrik van Nassau, dien hij voor het laatst zou zien hij
is den yden December gestorven en was vier dagen te Ant
werpen. Daar leerde hij bij Duarte aan huis Beatrix de Cusance
kennen, de belangwekkende vrouw, die zulk een vreemden levens
loop heeft gehad. Als jonge weduwe van den prins de Cantecroix
was zij hertrouwd met Karel IV, hertog van Lotharingen, den be-
ruchten condottiere, hoewel diens vrouw nog leefde. Het huwelijk
werd door den Paus onwettig verklaard, maar het echtpaar stoorde
zich daar weinig aan, totdat Karei haar liet zitten, maar, steeds
zoekende naar een nieuwe vrouw, die hem groot politiek en gelde
lijk voordeel kon aanbrengen, haar jaren lang in den waan liet,
dat hij het onwettig huwelijk met haar in een wettig zou veranderen.
Huygens voelde zich vooral tot Beatrix aangetrokken, omdat zij
zeer muzikaal was, en voerde eene drukke briefwisseling met haar,
ofschoon zij bijna even slecht Fransch schreef als Amalia van Solms.
In weerwil van het in 1651 gesloten accoord waren er voort
durend moeilijkheden met de Prinses Royale en haar Engelsche
kliek en werd er steeds proces gevoerd over allerlei zaken. Den
3isten Jan. 1653 besliste het Hof van Holland een proces over haar
douarie in haar voordeel, maar dat vonnis werd door den Hoogen
Raad op 4 April gewijzigd in haar nadeel. Gevaarlijker was haar
optreden in Oranje. Terstond na den dood van den Stadhouder
had Frederik baron van Dohna, gouverneur van Oranje, een brief
geopend, dien de Prins hem indertijd ter hand had gesteldhij
was gedateerd 24 Febr. 1649 en hield het bevel in, om na zijn
dood de stad aan niemand over te leveren, maar de bevelen te
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.