9°
bezwaren. Maar de Haagsche magistraat durfde zoo iets geweldigs
niet aan en Huygens, die zijn laatste stuk geschreven had, terwijl
hij ziek lag, borg zijne plannen en berekeningen op tot later.
Huygens was dezen winter langen tijd ziek en reisde in Juli 1654
met twee zijner zoons en zijn neef Philips Doublet naar Spa, dat
in dien tijd bij uitnemendheid de badplaats was voor Nederlanders.
De reis ging over Eindhoven en Maastricht, vanwaar het gezelschap
een tochtje maakte naar Luik, en Aken. Te Spa dronk hij eene
maand lang het water. Hij sprak er meermalen Karel II, die hem
evenals vroeger zeer aantrok door zijne beminnelijke manieren, en
was er dikwijls in gezelschap van Mevrouw de Merode, de echt-
genoote van Johan de Merode, kolonel en lid der ridderschap van
Holland, en van hare dochter Marguérite. Daarna trok hij met
kolonel Stein Callenfels naar Luxemburg en bezocht er de vele
bezittingen van den Prins, o.a. Vianden. Vandaar reisde hij over
Echternach, waar hij bij den abt den maaltijd nuttigde, naar Trier
en zakte toen in drie dagen met een schip de Moezel af naar
Coblenz. Op dezelfde manier bereikte hij Dusseldorf en bezocht
daarna Meurs, ook eene bezitting der Oranjes. Hij vond er den
Frieschen Stadhouder en zijne echtgenoote, hield er de verpachting,
keerde over Nijmegen terug en kwam op 22 September, na eene
afwezigheid van bijna drie maanden, in den Haag terug.
Intusschen had de Douairière hem weer eens teleurgesteld.
Huygens’ oudste zoon Constantijn was secretaris geweest van
Willem II, maar was na diens dood zonder betrekking gebleven.
Nu was de ontvanger van het domein te Geertruidenberg gestorven.
Huygens verzocht de Prinses zijn 26-jarigen zoon tot dat ambt te
benoemen en Dedel steunde dat verzoek. Aan beide mannen had
de Douairière het te danken, dat de quaestie over de voogdij, ge
heel tegen de verwachting, in haar voordeel geschikt was. En zij
benoemde niet den jongen Huygens, maar den man van hare
kamervrouw Sibylle, dien zij vroeger ook al met een mooi baantje
had verrast. Die teleurstelling werd kort daarna door eene tweede
gevolgd. In December 1654 stierf de Knuyt en werd opgevolgd
als raad en rekenmeester door den jongen Crommon, maar deze
stierf in April 1655. Huygens vroeg de betrekking voor zijn zoon.
En terwijl het ambt van ontvanger niet belangrijk genoeg geweest
was voor den jongen Huygens, ging het nu volstrekt niet, dat vader
HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS.