werden eene In 1654 heeft die o.a. gericht maistresse” van professor in de wild leven dat ambt heeft moeten opgeven, aan d’Aumale, die eene speelschuld van Willem II opeischte, aan Marguerite de Merode, gedichten op den dood van Balzac, enz. Onder de groote Hol- landsche verzen zijn te noemen dat aan Juftr. Luchtenburgh met zijne vertalingen naar Donne en Over des Heeren Avondmaal. Verder schreef hij vele puntdichten en begon o.a. met eene serie versjes, waarin hij anecdotes uit Zincgref’s Teutsche Apophthegmata berijmde; hij is daarmede in 1655 doorgegaan en heeft ze later in zijne Korenbloemen tot een boek vereenigd onder den titel üyt Hoogduytsch OnDicht. In een Latijnsch vers bezong hij het merk waardige feit, dat bij het springen van het kruitmagazijn in Delft op 22 October de graftombe der Oranjes in de Nieuwe Kerk in het geheel niet werd beschadigd. Den 2osten Maart 1 '55 trok Huygens met zijne ambtgenooten Beaumont en Buysero en den tresorier Ketting de Jongh naar Amsterdam en voerde er den 23sten het woord in eene vergade ring van burgemeesters over de volgende zaak. In 1650 had de stad aan Willem II twee millioen gulden geleend, waarvan de helft in dit voorjaar moest zijn afgelost. Maar er kon in de be staande omstandigheden geen sprake zijn van aflossing. De voogden en zoon lid waren van hetzelfde college en werd een ander be noemd. Het is geen wonder, dat Huygens zich in zijn stuk A mes pils, in 1655 geschreven, zeer bitter uitlaat over deze vorstin, voor wie hij zooveel had gedaan, en die zich zoo schandelijk on dankbaar toonde. Die ondankbaarheid moest Huygens nog des te erger treffen, omdat ook eene poging, om zijn zoon te doen be noemen tot lid van het Hof van Holland, juist was mislukt. Zij, die behoorden tot de Oranjepartij, hadden geene kans in dezen tijd eene staatsbetrekking te veroveren en de Douairière, die de macht had daarvoor eenige vergoeding te geven, liet hen in den steek en gal de voorkeur aan lakeien en kameniers. Het is niet te verwonderen, dat hare aanhangers steeds kleiner in aantal en dat slechts enkele beginselvaste en hoogstaande man zaak bleven steunen, die door haar werd vertegenwoordigd. Huygens vrij vele Fransche verzen geschreven, waren aan de gravin van Slavata, de „grande de „Ordre de Ia Joye”, aan Alexandre More, theologie te Amsterdam, die later wegens zijn HET LEVEN VAN CONSTANTIJN HUYGENS. 91

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1917 | | pagina 99