terug in het portret van de moeder, een Brabantsche van afkomst, wier grooter beweeglijkheid, ook in geestelijk opzicht, wier fijnere beschaving en intelligentie zeker haar tweeden zoon zijn ten goede gekomen; meer, veel meer dan den oudsten, Cornelis. Johan de Witt heeft steeds veel van zijn familie gehouden en ook met zijn Dordtsche verwanten en vrienden tot het einde in hartelijke relatie gestaan. Toch heeft hij zich na zijn studie te Leiden en de gebruikelijke groote reis, door Frankrijk, Zwitserland en Engeland, die de aanzienlijke regentenzonen als er wat méér in hen stak, gaarne plachten te maken, niet te Dordrecht gevestigd. Cornelis deed dat, maar Jan koos anders. Niet omdat hem als jongeren zoon de regentenloopbaan onmogelijk zou zijn, maar om dat hij zich niet in Dordrecht wilde opsluiten; omdat hij wijder kring en het rijker, ruimer leven begeerde, waarheen zijn eerzucht hem dreef. Als hij den nden November 1647 zijn eed als advocaat voor het Hof van Holland gedaan heeft, vestigt hij zich in dat beroep in den Haag. Hij nam zijn intrek bij zijn patroon, den advocaat Van den Andel, die in de Nieuwstraat woonde. Wij weten niets van zijn pleidooien, maar er is geen twijfel aan of zij hebben uit gemunt door dezelfde eigenschappen die hem later zoo grooten invloed verschaften. Zijn welsprekendheid vooreerst; noemde zijn tijdgenoot Gerardt Brandt hem niet: „een van de welspreekendste mannen deeser eeuwe?” Maar dan ook de preciesheid zijner uit drukking en de klaarheid, de logische gang van zijn betoog. Ten slotte zijn bedachtzaamheid. Want hoe vlug hij ook werkte, tot •vluchtigheid verviel hij nooit en zijn methode van denken had hem het vermogen gegeven om, zooals hij zelf dat in een brief aan zijn oom de Graeff uitdrukte: „zich in saecken van gewichte alles bijtijdts voor te stellen, dat (hij) eenichsins (kon) imagineeren daer- omtrent ten allerarchsten te connen voorvallen, omme met des te minder verset ende te meerder promptitude op alle voorvallende saeken de vereyschte beraetslaeginge te connen helpen formeeren”. Ook hierin merken wij de goede vruchten van zijn wiskundige vorming en de studie zijner vrije uren, waarin hij die vorming voortzette. In de dagen van zijn Haagsche advocatenpraktijk valt namelijk de uitgave van zijn merkwaardig wiskundig werk: de Elementa Curvarum Linearum, eigenlijk het eerste leerboek der analytische meetkunde en door een wiskundige van onzen tijd, 92 JOHAN DE WITT ALS HAGENAAR. I

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1919 | | pagina 100