'7
94
I
moest vaststellen en de in hetzelfde jaar optredende nieuwe Raad
pensionaris, Adriaan Pauw, legde dadelijk beslag op de Witt’s
werkkracht om zich te doen bijstaan bij zijn staatkundige corres
pondentie. Laat ik nog een geval in herinnering brengen, dat van
meer blijvende beteekenis was. Ik bedoel het aandeel van de Witt
in den bouw van de nieuwe Statenzaal nu Eerste Kamer. Het
geval is merkwaardig, ook als bewijs van den durf en de vlotheid,
waarmede de nieuwe regeerders van Holland beslag legden op de
macht. De Staten van Holland hadden tot nu toe vergaderd in
een benedenzaal van het Stadhouderlijk kwartiernu zij niet slechts
in naam maar ook inderdaad het roer van staat aangrepen, ver
langden zij ruimer localiteit, meer in overeenstemming met de
Souvereiniteit door Hun Hoog Mogenden bekleed. Het was de Witt,
die met het voorstel te berde kwam en die met den architect
Pieter Post het project vaststelde, waarbij een deel van het oude
stadhouders-verblijf van den Vijver werd weggedrongen, ten be
hoeve van een massaal, streng gebouw, recht van lijnen, mathe
matisch van verdeeling, en hoe weelderig al te bont zouden wij
vinden later van binnen, van buiten de sporen dragende, dat
de eenvoudige en mathematisch denkende, maar ook rustige en
volkomen evenwichtige de Witt er zijn invloed op heeft doen ge
voelen. Het monumentale gebouw staat nog op het Binnenhof als
vertegenwoordiger van het tijdvak van de Witt zooals bijna elk
ander tijdvak er in zijn eigen stijl zijn monument nog kan aanwijzen.
Dit is het niet alléén om zijn stijl, het is het ook omdat het de
herinneringen bergt aan al het werk, de .bloedige aerbeyt” door
de Witt daar verricht. Ziehier tevens een vergoeding voor het
feit, dat wij zijn huis niet kunnen kenmerken: zijn werkplaats draagt
zijn stempel met ondubbelzinnige duidelijkheid.
Ook dit aandeel in de bouwgeschiedenis van ons meest nationale
monument is dus een bewijs te meer, dat de jonge pensionaris
een man van gezag was in den nieuwen kring waar hij is binnen
getreden. Het zou weldra nog duidelijker blijken. Pauw werd in
het najaar van 1652 met een gezantschap naar Engeland gezonden,
de Witt werd als pensionaris der oudste stad tijdelijk met de
waarneming van het ambt van Pauw belast. Dit gebeurde nog
enkele malen, tot, in Februari 1653, Pauw ernstig ziek werd, en
weinige weken later stierf. Nu werd de waarneming weder aan
JOHAN DE WITT ALS HAGENAAR.
1
I
I