J
buitenlandsche omstandigheden voor die van de Republiek, en dat
hij daaruit de gevolgtrekkingen wist te maken, die werden vereischt.
Maar dan komt ook nu en dan bijvoorbeeld in de hulpverleening
aan Munster en later in de herhaaldelijke conflicten met Amsterdam
de nationale trek in de leiding van de Witt voor den dag. Al
te zeer is van hem gezegd, dat hij slechts aan Holland dacht en
voor Holland werkte en, gemakkelijk, stelde men daar dan Oranje,
als verdediger van de Unie tegenover. Het is een van de vele
verdiensten van de biografie, die dr. Japikse ons van de Witt ge
geven heeft, dat hij heeft aangetoond in hoeverre die opvatting
.onjuist is, en in hoeverre de Witt vermocht over Holland heen te
zien. Bij den uitbouw zijner buitenlandsche politiek, vooral in de
verhouding tot Frankrijk en Engeland blijkt dat meer en meer.
Men versta mij wel: de Witt bleef partijman. Maar in het tot
in het uiterste gedreven particularisme der Republiek was reeds
het wijzen in een nationale richting, was reeds het zich kanten tegen
al te eigenzuchtige politiek, een symptoom van beteekenis, en niet
mogelijk zonder het veroverd hebben van een dieper en ruimer
inzicht in de algemeene verhoudingen. Zouden wij hier, vraag ik
met eenigen schroom weliswaar maar toch niet zonder nadruk,
nu de inwerking van het typisch Haagsch karakter, dat ik u in
den aanvang schetste, op de Witt’s geest mogen aannemen? Zou
de omgang met het eigenaardig samengesteld ambtenarencorps,
met de interprovinciale vertegenwoordigers, met de uitheemsche
gezanten tenslotte, haar invloed niet op zijn zoo scherp opmerk-
zamen geest, juist in deze richting hebben doen gevoelen? Als wij
over den grooten staatsman als Hagenaar spreken, was hij dan
niet hier Hagenaar op zijn best, in den meer verheven, meer
geestelijken zin?
Wij zagen hem als den wuften Hagenaar en als den braven
degelijken Hagenaar, zien wij hem hier als den geestelijk uitge
groeide, als de Hagenaar, die ongebonden door particularisme
de eenheid ziet eener natie, waarvan hij zich in het middelpunt
bevinden mag?
Mochten wij hem terecht zóó zien, dan ware er inderdaad een
climax op welker hoogste punt het goed zou wezen te blijven.
De geschiedenis, als wij haar beschouwen als een rechtvaardige
richteres, is dan ook op dat hooge punt gekomen en gebleven.
io4
JOHAN DE WITT ALS HAGENAAR.
f.
r
I
I
I