De oprichting door de gansche Nederlandsche natie van een stand beeld voor de Witt in onze stad levert er het ontegenzeggelijk bewijs van. Evenwel ik zou niet volledig zijn in mijn beschouwingen over de Wit als Hagenaar als ik niet nog een relatie van hem met het Haagsche leven aanwees en trachtte te schetsen. En daarvoor moet ik uw aandacht vragen voor de partij van de Witt. Welke was dat en wat was zij? Zeggen wij de Loevesteinsche factie, dan blijven wij te veel letten op den kleinen kant der tegenstellingen, zooals men die in den tijd zelve zag. Spreken wij met dr. Japikse van de partij van de Vrijheid, dan blijven wij eveneens binnen het spraakgebruik van de dagen van de Witt, maar daar wij andere begrippen hechten aan het woord „vrijheid” dan zij die haar toen in hun vaandel schreven, werkt de klank min of meer misleidend. Wij zijn het duidelijkst als wij de partij noemen die der stedelijke oligarchie. De „vrijheid”, die zij vraagt en na den dood van Willem II heeft kunnen veroveren, is de vrijheid om onbeperkt te regeeren zonder het tegenwicht van de, zij het ook zwakke afspiegeling van vorstelijk gezag, welke in de Oranje- stadhouders was belichaamd. Willen wij die partij begrijpen en haar positie op dat oogenblik in het Nederlandsche volk, dan moeten wij enkele trekken uit haar ontwikkeling in het licht stellen. Wij moeten bedenken, dat onze steden altijd oligarchisch geregeerd zijn en het stedelijk patriciaat zeker uit het einde der vijftiende eeuw dateert, maar ook dat die oligarchie is omvergeworpen door een nieuwe groep, die met den opstand tegen Spanje op den voorgrond kwam. Kooplieden en handelaars waren dat, dezelfden die Holland rijk maakten, die hun vrachtschepen uitrustten en den gouden oogst van gansch Europa sleepten binnen den boezem van Holland. Het is het geslacht van den ouden Hooft en den ouden de Graeff, van de mannen die rondom Oldenbarneveld de tweede episode van den vrijheidsoorlog hebben medegemaakt. Zij zijn rijk, maar zij staan niet ver af van het volk, dat hen kent en vertrouwt en dat hun de regeering laat omdat het goed gaat en er voorspoed en overvloed is. Maar in het tweede geslacht wordt het anders. Daar komt Pauw en de Bickers en Jacob de Witt. Zij hebben hun voorvaderlijke bedrijven aan kant gedaan, nadat zij hunne vermogens ermede io5 JOHAN DE WITT ALS HAGENAAR. f f

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1919 | | pagina 113