J to8 J Maar één ding moeten wij vaststellen, namelijk, dat dat uitzinnig volk in dat oogenblik van afschuwelijke wraakoefening, uiting gaf aan jarenlang opgehoopt verzet, wraak nam over achteruitzetting, hooghartige behandeling, afpersing, rechtsverkrachting, door een klasse wier doel het was „den kleinen man klein te houden”. Ik bedoel daarmede niet te zeggen, dat het elders ook zoo gegaan zou zijn als het in den Haag gegaan is. Volstrekt niet. Ik geloof dat de eenige plaats, waar de brandstof zoo lag opgehoopt den Haag was, en ik verzoek u u nog even te herinneren wat ik over het Haagsche karakter in den aanvang van mijn voordracht gezegd heb. De Hagenaar, het Haagsche volk leefde van het feit dat de regeering hier gevestigd was, het beschouwde de regeering als de broodheer, en was eerst erkentelijk als het geld stroomde, als er beweging was in zijn straten, in zijn winkels. Zeker, ook de regenten konden het breed laten hangen; de bouw van hun rijke huizen aan Vijverberg en Voorhout, aan de Boschkant, aan de Prinsen- en Heerengracht, de drukte van hun huishoudingen met tal van dienstboden en livereiknechten, karossen en paarden, dat alles had ook goud gebracht in den Haag. Maar wat beteekende dat in de oogen des volks vergeleken bij den glans van het hof van Frederik Hendrik en Willem II? Misschien was het in abso- luten zin méér, maar wie kent niet de suggestie, die uitgaat van zóó grootscheepsche schittering als waarmede de Stedendwinger en zijn gemalin zich hadden weten te omgeven? En dan trouwens de groote regenten-bouwperiode valt héél in het begin van het Stadhouderlooze tijdperk, sluit direct aan aan de dagen toen het Mauritshuis en het Huis ten Bosch verrezen. Zoo lag ook dat in de voorstelling der Hagenaars in het verleden, in het schoone ver leden, waaraan de regentenpartij een einde had gemaakt. Al de jaren van voorspoed zij tellen maar kort, veel korter dan maanden van rampen. In de voorstelling van de Haagsche burgerij was geen plaats voor erkenning van alles wat de partij van de Witt gebracht had ook al had zij gejuicht en gedanst na het sluiten van den vrede van Westminster, of na het bericht van den tocht naar Chatham, gejuicht voor de Witt er was alléén plaats voor wat die partij had weggenomenhet schitterende hofleven. Het Haag sche volk had dus behalve de groote rekening, welke alle geregeer- den hadden af te doen aan de hooghartige groep der regenten, JOHAN DE WITT ALS HAGENAAR. A I I 7

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1919 | | pagina 116