I - 1 en draeft, en ploegt, en sweet, En de tragiek van de Witt’s figuur wordt nog verhoogd door het feit, dat zij, voor wie hij alles gedaan had, de regenten-zelf, hem in den steek lieten, zoodra de bodem rondom hem minder veilig geworden was, dat zij hem verloochenden in het uur van zijn dood. Waardig, ernstig, berustend, lezende in den Bijbel, heeft de Witt zijn laatste uur afgewacht. En in dat laatste uur zelf is hij als een held gestorven zonder angst, zonder verzet. Door de zorg van vrienden en familie werden de lijken van hem en zijn broeder in de Nieuwe Kerk ter aarde besteld. Langzaam legde de storm zich; de historie, de kennismaking met de Witt’s werk: „niets dan eerlyckheyt” zelfs volgens getuigenis van een tegenstander, hebben aan den mensch de eereplaats teruggegeven, waarvan hij zoo wreed, en met pijnlijke schending van ons rechts gevoel was afgesleurd. En zonder zich te hebben laten afschrikken, idealist als hij was, door deze andere woorden van Vondel, waarmede diens Palamedes begint, maar die evenzeer voor de Witt als voor Barneveld ge schreven lijken: „Die sorght, en waeckt, en slaeft En tot ’s lands oorbaer vast een lastigh ampt bekleet, En waent de menschen aan zijn vroomheyt te verbinden Die sal sich, jammerlyk, int end bedrogen vinden Vant wispelturigh volckdat veel te los van hoofd Ghenooten dienst vergeet, en leyder ’t quaed gelooft.” Wij Hagenaars tenslotte, wij mogen de Witt als een der onzen beschouwen, als een der beste en grootste burgers, die onze stad heeft gehuisvest. Dat hij, ondanks zijn groot en scherp verstand, de psyche van het Haagsche volk niet heeft begrepen, het is hem moeielijk aan te rekenen als wij de kloof aanschouwen, die Zoo staat Johan de Witt dan voor ons als een der grootste figuren uit onze zeventiende eeuw. Groot door gaven van intellect en van gemoed; groot ook omdat hij onder zeer moeilijke omstan digheden gedurende twintig jaren het vaderland boven alles heeft lief gehad en gediend met al de trouw en toewijding die hij geven kon en naar zijn oprechte overtuiging, „Bekoort door niemants gunst, verschrickt door niemants haet”. JOHAN DE WITT ALS HAGENAAR. IIO I J 7

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1919 | | pagina 118