3 steeds een kanunnik zijner abdij aanwees. De „parochiepaep” van den Hage had, blijkens de rekening van ’s Graven rentmeester van 1316 een klein stuk grond in erfhuur van den graaf. Wij zullen het hebben te zoeken bij zijn woning in de Pastoorswarande, welke naam nog in die van een straatje voortleeft. Ook de kerk stond op Js Graven grond, maar het kerkhof was niet bijzonder groot. Hoe die eerste kerk er heeft uitgezien, kunnen wij moeielijk gissen; wij zullen haar echter als een reeds tamelijk groote dorpskerk moeten beschouwen, want behalve het altaar van den patroon der kerk, vond men er in het begin der veertiende eeuw ook reeds een voor S. Anna, voor de Elfduizend Maagden, voor het H. Kruis, voor S. Nicolaas, S. Catryn, terwijl er ook voor de H. Geest een geweest moet zijn. Trouwens in Albrechts dagen ging het hof er menigmaal ter kerke en in 1372 werd er zelfs met groote feeste lijkheid een- dochter van den Graaf door den abt van Egmond gedoopt; er waren toen zeker heel wat menschen: Katharina, Albrechts dochter, en echtgenoote van Willem van Gulik, hertog van Gelre hield met de echtgenoote van Jan, heer van de Lek en Breda, het jonge kind ten doop; trompetters uit Dordrecht, pijpers van ’s Gravezande, Rotterdam en Leiden te voet en uit Gelderland te paard, van den hertog van Brabant, van den heer van Putten en van den Graaf-zelf, vedelaars van den heer van Brederode en van Dordrecht, sprekers en spelers, waren in den optocht; edelknapen hielden de flambouwen, terwijl de deftige abt de ceremonie verrichtte. Ook bij Albrechts dood in 1405 werd zijn lijk in de kerk tentoon gesteld en eerst daarna onder klokgelui naar de Hofkapel gebracht. De kerk zal dus zonder twijfel nogal groot geweest zijn. Maar zij was niet heel sterk meer en in 1399 werd er een belangrijke reparatie aan gedaan, waartoe de Graaf het zijne bijdroeg. Oor spronkelijk stond er een klokkenhuis naast, in 1423 is men begonnen met den bouw van den toren, terwijl omstreeks 1434 wederom met hulp van den landsheer toen Philips van Bourgondie een groote herbouw en vergrooting van de kerk moet hebben plaats gehad; bij open brief van den 31 Maart kregen baljuw, schout, gerechte, kerkmeesters en notabelen vergunning een omslag over de ingezetenen te doen voor dezen kerkbouw. Wat de overige bebouwing van die Haghe betreft, daaromtrent HET BESTUUR VAN DEN HAAG IN DE MIDDELEEUWEN.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1919 | | pagina 11