j 1 IN MEMORIAM THEO MORREN, 1867—1920, door Dr. H. E. VAN GELDER. Mijn oudste herinnering aan Morren gaat terug tot 1902. Er was bij R. W. P. de Vries in Amsterdam een interessante handschriften veiling, waarop ik voor het Alkmaarsche archief verschillende nummers koopen moest. Vlak tegenover mij zat een blozend man, welgedaan en keurig in de kleeren (het blauw-gestreepte overhemd en de daarbij behoorende manchetten, hebben een indruk op mij gemaakt, die nog niet is uitgewischt!) Hij kocht voor het Algemeen Rijksarchief, en ik weet nog hoezeer de aanblik van dezen collega mij bevreemdde. Ik was nog slechts kort in de archiefwereld en kende maar zeer enkele vakgenooten, en geen van hen had bij mij ooit de gedachte doen opkomen, dat de archiefarbeid vereenigbaar zou wezen met ’n zekere losjes gedragen mondainiteit, en zelfs de bonhommie van deze toen ook in de vol grauwe rook hangende veilingzaal aan den Singel nog detoneerende figuur leek mij niet veel minder dan een wonder. Een bijna bekorend wonder! Het sprak vanzelf, dat ik Morren al zeer spoedig na mijn komst in Den Haag in 1906, meer van nabij leerde kennen. Een samen werking van welhaast zeven jaren heeft naast dien eersten indruk verschillende andere doen komen, zoodat ik nu Morren’s figuur TA en 31 Mei 1920 stierf Theo Morren te Soerabaya, waar hij Lv zich met historische onderzoekingen bezig hield. Terwijl ik dit schrijf, heb ik geen nadere berichten; maar ik meen, dat het Jaarboek van „Die Haghe” dit jaar niet mag verschijnen, zonder een woord van gedachtenis aan den oud-secretaris en oud- redacteur en ik wil met het neerschrijven daarvan dus niet wachten, tot wij nader zijn ingelicht over zijn laatste levensdagen. 1 ■J

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1919 | | pagina 135