r
het
een
die
breede rij van medewerkers aan den arbeid wist te zetten, onder
werpen wist op te geven, waarbij hij meestal en daarin steekt
groote verdienste ook het materiaal aanbracht en de bronnen
aanwees. Tenslotte werd er ook heel wat door hem bijgewerkt of
zelfs omgewerkt. Op die manier is er een veelzijdigheid in den
jaarboek-inhoud gekomen, welke deze voor de kennis van
Haagsche verleden tot een bijzonder nuttig bezit maakt, tot
bron, die reeds velen met erkentelijkheid hebben gebruikt, en
ook in de toekomst nog talrijke benutters helpen zal. Redacteurs-
arbeid in den besten zin van het woord leverde hij op die manier,
en, dat deze meer moeite en tijd vordert dan men beseft, kan ik
gerust zeggen, nu ik het zelf heb ondervonden niet alleen, maar
ook de moeilijkheden lang niet zóó goed als hij heb kunnen over
winnen.
Zijn eigen aandeel in den inhoud lag eveneens op verschillend
gebied. Reeds in 1896 gaf hij een studie over het optreden van
de zoogenaamde Engelsche Zweetziekte in Den Haag in October
1529. Het volgend jaar bracht het, grootendeels aan de beroemde
leden van het geslacht Huygens gewijde, jaarboek twee artikels:
Een over het huis in het Voorhout door de moeder van den dichter
na haar mans dood betrokken, en een over Huygens’ buiten Hofwyck.
In 1899 deelde hij verschillende gegevens mede oyer de Geschie
denis van het Oude Hof in het Noordeinde en zijn eerste bewoners.
In het volgende jaarboek gaf hij, behalve een reeks aanteekeningen
uit het Oudste Ordonnantieboek van de Staten-Generaal (1586
1602), een uitvoerig artikel over de binnen de grenzen van Den
Haag gelegen heerlijkheid Kortenbosch. In 1902 begon hij een
uitvoerige publicatie over de Haagsche notarissen. Hij kwam niet
verder dan dit eerste stuk, dat het tijdvak 15251600 behandelt.
Pas in 1908 kwam weer een bijdrage, nu over Een gedegenereerde
familie Douglas Luyken, een stukje zeden-geschiedenis. Terwijl
tenslotte, over de jaarboeken van 1910 en 1911 verdeeld, een uit
voerige (ook afzonderlijk uitgekomen) studie over de oude en nieuwe
Haagsche straatnamen verscheen.
De zes jaren tusschen 1902 en 1908 waren, hoewel het jaarboek
niets van hem bracht, toch niet onvruchtbaar. In het in 1905
verschenen, aan de Nassau-Oranjes gewijde verzamelwerk „Je
Maintiendrai”, was door Morren een eerste deel geplaatst van een
130
IN MEMORIAM THEO MORREN.
I