5
de Graaf dat niet zelf doen, dan was zijn aangewezen plaatsver
vanger zijn Rentmeester van Holland benoorden de Maas, die tevens
Hofmeester was. Terwijl deze immers in de eerste functie Js Graven
domein beheerde, had hij in de tweede het allergrootste belang
bij den gang van zaken in de omgeving van ’s Graven Hof. Die
regeling voldeed dan ook volkomen aan den wensch van den
landsheer: dat hij meester zou zijn om en bij zijn woning.
Nu ontwikkelde zich echter de buurtschap die Haghe, vóór de
poorten van ’s Graven hof tot een dorp van eenigen omvang, met
eigen belangen en andere dan die van het ambacht, ’s Graven
Rentmeester was ook hier natuurlijk plaatsvervanger van zijn Heer
en hij zal zich gedragen hebben als de schouten elders. Kon hij
het niet alleen af, dan riep hij de „buren” samen, maar reeds in
1307 blijkt de graaf zoodanige regelen voor de buurtschap te hebben
getroffen, „sedert kort” staat in het privilegie dus misschien
wordt bedoeld bij de regeeringsaanvaarding van Willem III in
1304, dat er een vast college van „schepenen” bestaat, aan
welks hoofd de schout optreedt, wiens hoofdfunctie van hofmeester
evenwel niet wordt vergeten. Zoo lezen wij immers in een lateren
voorrechtbrief, die de buurtschap in 1325 kreeg, dat Schepenen
van den Haag gebodsbepalingen mochten maken voor levensmid
delen, en keuren van wegen, straten en wateringen tezamen
met ’s Graven Hofmeester.
Het ligt echter voor de hand, dat bij een eenigszins voorspoedige
ontwikkeling van den Haag de taak van den Rentmeester belangrijk,
werd verzwaard: buiten zijn, toch zeker niet weinig gewichtige,
hofbedieningen kreeg hij als ambachtsbewaarder en als dorpsbe-
stuurder ook velerlei zaken te behartigen, welke met ’s Graven belang
niet te maken hadden. In 1354 vinden wij daarom voor het eerst
den Rentmeester in een nieuwe functie: hij is dan Baljuw van
Haagambacht en tevens Baljuw van den Haag, in welk dorp hij
een schout aanstelt als zijn plaatsvervanger. In 1356 mag er ook
een schout aangesteld worden in het ambacht. Wij zien dus in
het midden der veertiende eeuw drie besturen naast elkander: het
Ambacht met baljuw, schout en welgeboren mannen en het dorp
in het midden daarvan ook onder opperbestuur van dien baljuw
met een anderen schout en met schepenen. En weder midden in
het dorp het Hof en zijn directe omgeving, onafhankelijk, en
HET BESTUUR VAN DEN HAAG IN DE MIDDELEEUWEN.