(.z7;
4
i
JAARVERSLAG VAN DE VEREENIGING „DIE HAGHe”.
Op Vrijdag 22 Februari 1918 had in Pulchri Studio de Algemeene
Ledenvergadering plaats, alwaar door mij als Secretaris het Jaarverslag
uitgebracht werd. De commissie tot het nazien der rekening en ver
antwoording van den Penningmeester, die ondanks de moeilijke om
standigheden de geldmiddelen der Vereeniging met vaste hand be
stuurde rapporteerde gunstig.
Na behandeling van het huishoudelijk deel werd de tweede helft van
den avond gevuld door eene lezing van Dr. J. F. Steenhuis, geoloog
bij het Rijksbureau voor Drinkwatervoorziening, die eene belangwekkende
voordracht hield over de geologische gesteldheid van den bodem van
den Haag in den loop der tijden, en die op aangename en duidelijke
wijze een uiteenzetting gaf van de bodemgesteldheid rondom onze
woonplaats.
De volgende vergadering had plaats in een lokaal van het School
gebouw van het Ned. Lyceum, dat daartoe door die Vereeniging
welwillend was afgestaan en waar Dr. A. de Vletter leeraar in de
geschiedenis van deze inrichting eene voordracht hield over het ge
schiedenisonderwijs op de Haagsche middelbare school. Met veel be
langstelling werd deze lezing, waarin spreker met warmte pleitte voor
zijne leerstelling, dat de stedelijke geschiedenis, in casu die van den
Bylandtlaan op Zaterdag 2 Februari. Door de buitengewone bereid
willigheid en hulp van den heer F. A. Koch, architect van het gebouw,
bijgestaan door de heeren J. J. en M. A. van Nieukerken, L. Cusell
en den chef van den Huishoudelijken Dienst den heer Faas, werd aan
de bezoekers een zoo bijzonder welwillende ontvangst bereid, dat ieder
ten hoogste voldaan van het bezoek wederkeerde.
Het waarlijk interessante gebouw werd van boven tot onder door
de talrijke belangstellenden bezichtigd, terwijl voortdurend door de
vriendelijke leiders op het fraaie of het hoogst practische van een en
ander gewezen werd.
Aangezien het aantal personen, die het gebouw wenschten te bezich
tigen, ruim 300 bedroeg, was het Bestuur genoodzaakt te verzoeken of
het gebouw nog eenmaal voor die Hagheleden mocht worden open
gesteld. En zoo stelden de voornoemde heeren op Zaterdag 23 Februari
wederom hun tijd ter beschikking van de Vereeniging en toonden met
onvolprezen animo wederom alles aan de bezoekers. Een woord van
warmen dank is, naar ik meen, hier ten zeerste op zijne plaats.