de kosten van het gemeentelijk beheer en tevens die van het
waterschap: „van ouden wercken ende van nuwen wercken, in
slusen, in wateringhen, in weghen, in diken ende anders” zooals
de rekening van 1361 het uitdrukt. De heffing rustte op den grond,
en verschilde naar de behoeften; over de landbezitters in het dorp
werd zij dus jaarlijks omgeslagen. In 1364 bedroeg het 4 pond,
3 schellingen en 3 denieren.
Bij deze vaste belastingen kwamen dan de opbrengsten der
grafelijke beden, die niet over het dorp maar over het baillüwschap
werden omgeslagen. In 1409 werd als zoodanig een honderdste
penning van al het bezit naar de opgaven der belastingschul-
digen-zelf geïnd. Later vindt men jaarlijksche beden, die voor
bijvoorbeeld vijf jaren tegelijk werden vastgesteld, maar die ook,
terwijl zij voor de steden op den 5osten penning neerkwamen, voor
de welgeboren lieden en de huislieden bij de steden, zooals dus
voor Haagambachts bewoners de 100ste penning bedroegen. De
opbrengst van den Haag en Haagambacht beliep jaarlijks on
geveer 450 kronen. In de bede van 1427 was het aandeel 500
kronen 1).
Ook de edelen betaalden in deze beden. Heinrick vanWassenaer
bijvoorbeeld, die in den Haag woonde, niet minder dan 100 kronen.
Langzamerhand steeg hetgeen den Haag moest opbrengen, en daar
het bedrag van de totaalopbrengst der bede meer geregeld werd
naar de behoefte van den graaf en zijn regeering, dan naar de
betaalkracht zijner onderdanen, werd de onophoudelijke reeks van
heffingen een zware last.
Behalve deze geldelijke bijdragen moesten de bewoners van het
dorp heerendiensten verrichten: „soe sullen onse goede luden van
der Hage” zoo zegt Hertog Willem VI in 1407, „ons ende
onsen nacomelingen en onser herbergen binnen der Haghe dienen
en doen dienen in allen saken onser herberge toebehoorende, ge
lijken dat sij en hoir vorders ons ende onsen voirvorderen tot
desen dagen toe gedaan hebben; dat es te weten, dat sij ons dienen
sullen met 14 wagens en eiken wagen met 4 pairden tusschen
Haerlem en der Mase en tusschen Oudewater en Woerden ende
l) De kroon is 24 a 25 stuivers; het schild, waarin het laatst ver
melde bedrag in de rekening wordt uitgedrukt, als rekenmunt 24 a
25 groot, dus ’/s kroon.
HET BESTUUR VAN DEN HAAG IN DE MIDDELEEUWEN.
IO