Deventer (1550) geeft niets te
krabbeltje, waarbij de woorden
omstreeks de helft der 16 de eeuw was het zóó bouwvallig, dat
het zelfs in dien benarden tijd door een nieuw gebouw moest
worden vervangen, waarvoor ook nog de ruimte van een belendend
perceel noodig was. Afbeeldingen bezitten wij er niet van, althans
geene, die ons iets méér leeren dan dat het er was. Maar dit
is wel waarschijnlijk, dat er gelijkvloersch een tamelijk ruime hal
zal geweest zijn, die voor bijeenkomsten diende en die tevens, of
wil men: in de eerste plaats, gebruikt werd, wanneer baljuw en
schepenen de functie uitoefenden, die oorspronkelijk hun voornaamste
functie was en op den duur hun eenige zou blijven, namelijk wan
neer zij als rechters de vierschaar spanden.
Bij de vraag naar de justitieele bevoegdheden van baljuw en
schepenen doen de moeilijkheden, die wij hiervóór reeds aanwezen,
zich in hooge mate op, maar wij kunnen daarop hier niet in den
breede ingaan. Het meest waarschijnlijk lijkt het, dat oorspronkelijk
aan schepenen onder leiding van den schout slechts de lagere
jurisdictie toekwam, en de middelbare en hoogere voorbehouden
was aan den Graaf-zelf, die de middelbare aan den Baljuw van het
ambacht met de Welgeboren mannen overliet en de hoogere zelf
uitoefende met zijn Raad; van de vonnissen dezer laatste was
echter ook de baljuw de uitvoerder, zoodat deze, nadat hij van
den schout het presidium van schepenen had overgenomen, bij alle
drie de rechtspraken een functie had. Na de boven reeds vermelde
samensmelting van Oostambacht en dorp in 1407 valt de recht
spraak door Welgeboren mannen practised uit, daar schepenen
uit Welgeboren mannen worden gekozen en de middelbare juris
dictie over het grootste, meest bevolkte deel van het ambacht in
hunne handen kwam. Toch zéér enkele keeren komen zij bijeen
en dan zitten zij ook niet op de vierschaar in het dorpshuis maar
ergens op het Hof. Meestal echter weet de Baljuw als ambtenaar
van ’s Hertogen Raad het zoo in te richten, dat hij eigenlijk degeen
is, die buiten het dorp de justitie oefent, terwijl hij binnen het dorp
zooveel mogelijk naar zich toe rekende. Bij het charter van 1407
De oudste kaart van Jacob van
zien, maar de minuut ervan heeft een
„civita domus”. Ook de kaart in Guicciardini beteekent hiervoor niets,
daar zij eerst in de editie van 1582 voorkomt en dus het herbouwde
stadhuis doet zien.
12
HET BESTUUR VAN DEN HAAG IN DE MIDDELEEUWEN.
I