en ’93. 9 Zie de rek. van dat de bailluw een gulden aan den Graaf verstrekte om te offeren „doe men theylighe cruus in die Haghe ommedroech”; terwijl in die van 1394 de kosten verantwoord werden van een nieuwe schuit, welke gemaakt werd ter gelegenheid, dat men „opten groten Vastenavont”, „in den Viver” een watertournooi zou houden. Ten opzichte van de behandeling van krankzinnigen is er slechts een klein trekje, dat echter genoeg zegt: wij lezen (1387) dat men een „dul man in dwinc-yser slaen” zoude. Zoo zijn hier en daar de oude baljuwsrekeningen nog de bron voor kennis omtrent allerlei zaken van oud-den Haag buiten de justitieele om. Doch dit is volstrekt niet het voornaamste van haar inhoud, en in dat opzicht staan zij zéér verre achter bij de rekeningen van de grafelijke rentmeesters en hofmeesters, welke bijzonder uitvoerig zijn en bovendien over veel méér jaren bewaard zijn gebleven. Hoofdzaak is wat zij over de rechtsbedoeling leeren. Beginnende met de posten der uitgaven, vinden wij daarin vooreerst enkele mededeelingen over de gevangenis en het onderhoud ervan. Dit is de „Diefsteen”, welke op het Buitenhof stond, ongeveer ter plaatse van de tegenwoordige Kettingstraat. Veel bijzonders hooren wij er evenwel niet van daar van enkele belangrijke veranderingen wel de totale kosten worden opgegeven, maar de specificeerende staatjes niet bewaard zijn. De poort werd in 1386 van een nieuwe met ijzer beslagen boom voorzien, en in 1393 werden twee nieuwe „stocken” gemaakt, d.w.z. inrichtingen om de gevangenen in te sluiten. Wat de plaats betreft waar recht gesproken werd, leeren wij weinig nieuws; in 1387 en in 1393 werden vier nieuwe banken gemaakt „daer die baillu op pleecht te sitten dinghen”; niet onwaar schijnlijk was dit in een gebouwtje, dat eertijds aan den kant van den Vijver stond bij de Gevangenpoort, maar zekerheid is daarover niette krijgen. Vroeger zat de bailluw waarschijnlijk in het grafelijk paleis, later zal hij ook, met schepenen, hebben rechtgesproken in het dorpshuis. Uitvoeriger lichten ons de rekeningposten in over de ten uitvoer legging van de vonnissen, vooral wanneer die lijfstraffen oplegden. HET BESTUUR VAN DEN HAAG IN DE MIDDELEEUWEN. 17 1376, ’81, ’82, ’84, ’86, ’89 2

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1919 | | pagina 25