nomen hadde”. Dat de heler, als hij ontdekt werd, ook straf beliep, zien wij aan Cornells die oude cleer volder” die voor 13 schellingen dadingde omdat hij „dieflic goet”, verkocht had (1475). Deze zelfde rekening van 1475 brengt ons met enkele diefstallen in kennis, welke hier vermeld moeten worden. Niet zoozeer die van het oude vrouwtje „een arm scamel brootbitster” (bedelares), die niet goed wijs („onnoesel”) was en die de bailluw dus maar liet loopen, nadat hij op de zaken, die zij had weggenomen, had beslag gelegd maar wel de andere. „Twee jonge diefkens”, „elx ontrent 15 jaer” hadden „int huys geheeten ’tParadijs” gestolen; de een boet dit met afsnijden van zijn oor, de ander wordt verbannen; zachtzinnig is dat niet! Jan Florisz. uit Soutenveen bestal zijn moeder van kleeren en huisraad en zou zeker een zware straf beloopen hebben als „eenighe goede mannen” niet zijn voorspraak waren geweest en de straf voor 20 pont een groot bedrag voor dien tijd! hadden afgekocht Kerkroovers (1510) en zeeroovers (1509) werden zoo zwaar mogelijk gestraft. Knoeierij met levensmiddelen, voorzoover die onder controle stonden, wat met brood en vleesch en visch het geval was, werd natuurlijk vervolgd. Wie „quaden ase (spijs) vercofte”, brood slijten wilde „dat siin wechte (gewicht) niet en hadde”, of een „goerdatich (gortig) verken ter banc scloech” (slachtte), kreeg dan ook hooge boete. Maar wie ten onrechte zijn medeburger beschuldigde en bijv, „goet vleysch laecte” kreeg ook boete, dit was valsch ge tuigenis of „onrechter bedrachte” (aanklacht); ook wanneer men „eenen man opseide (ertoe aanzette) dat men niet betughen en mochte, (om geen getuigen te geven!kwam het tot een valschen eed, dan liep men kans het lot te deelen van Haenken Puyt in 1505, die men deed stellen „op een kake ende een bernende ijser steken deur sijn tonge”, „ende was een sekeren tijt van jaeren gebannen uuten Hage ende Haechambochte”. Zoo werd dus de hinder aan anderen gestraft. Ook nog andere voorbeelden zijn daarvan. „Dootslach”, „vechten”, „huisvechtinge” of „huisstotinge”, (wat wij huisvredebreuk zouden noemen) waren natuurlijk strafbaar. „Dirc Willem Coppenzoen” moest voor 25 pond afkoopen „alsoe hi een wijf overvoer (overreed) dat sire of starf.” (1389) Heynken Claes Diericsoen moest 7 pont betalen „dat hi overlast dede een jonc wijf”. Wel 45 pond kostte het Mouweyn HET BESTUUR VAN DEN HAAG IN DE MIDDELEEUWEN. 20

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1919 | | pagina 28