het dorp de verklaring ligt
zegelen van Haagsche lakens vermeld, dat, zooals ik in mijn opstel
over de Haagsche draperie in ons Jaarboek (jaargang 1910) uit
voerig verhaald heb, aan de reputatie der Hagenaars ten onrechte
veel afbreuk heeft gedaan zelfs in het buitenland, daar het tot
betoogen op de vergaderingen der Hanse aanleiding gaf. Evenzeer
van belang zijn de uitvoerige vermeldingen van de werkstakingen
der Haagsche vollers, waarvan men in mijn eerste opstel over de
draperie (jaargang 1907J de aanleiding, de beteekenis en het verloop
zal besproken vinden.
Minder diep ingrijpend in het leven van het Haagsche dorp was
het opstootje veroorzaakt in November 1478 door ruzie tusschen
de gezellen van den Stadhouder, den heer van der Vere en die van
den Bailliu, Lieven van Cats, waarbij Dirc Willemsz. de schout
van den Haag „liep in der Kercke ende dede een clocke slaen om
een beroerte ende vergaderingh onder tcommuyn te maken”, Het
was een van de vele ongeregeldheden na den dood van Karei
den Stouten en een speciale commissie kwam in deze streken over
deze zaken rechten en zij verbande hier den ongehoorzamen schout.
Verschillende dingen komen dus uit deze rekeningen naar voren,
en zij vullen daardoor de andere bronnen aan. Speciaal natuurlijk
de keurboeken, welke in den tijd niet heel veel verder teruggaan,
dan de laatste decennia van de vijftiende eeuw. Deze leeren ons
wel de draperie-wetgeving veel uitvoeriger en nauwkeuriger dan
de rekeningen dat kunnen, maar ten opzichte van de andere voor
schriften, verbodbepalingen en straffen is vooral de in haar geheel
opgenomen rekening van 1475 een aanvulling van groote beteekenis.
Zij vooral laat ons het dorp zien als een dat zich uit het dorperlijk
zijn reeds geheel naar stedelijk zijn opheft; een zoo groote ver
scheidenheid van strafrechtelijke keuren vindt men slechts bij de
steden. Ook in dat opzicht is de vergelijking tusschen de viertiende-
en de vijftiendeëeuwsche rekeningen merkwaardig, omdat in die
er tusschen liggende ontwikkeling van
van haar groot onderling verschil.
Dit weinige moge de lectuur der rekeningen zelf vergemakkelijken
en tot haar hebben opgewekt x).
HET BESTUUR VAN DEN HAAG IN DE MIDDELEEUWEN.
22
i
Ik voeg hier een woord van dank bij aan mej. G. C. Telders en den heer
F. van der Meer van Kuffeler, die zich de moeite hebben getroost de door mij
uitgezóchte rekeningposten over te schrijven.