JOANNES VOLLENHOVE. 93 Hoe wiert de zerk besproeit met tranen uit elks oogen, Toen gy voor 't leste omhoog voor uw gemeente stondt Hoe kon uw afscheitsgroete, als wasch, de harte kneden, Dat afscheit viel, helaas! den burgren zuur en bang, Gij spraakt vaarwel: maar elk bleef hangen aan uw leden, O dienst, zo trou bekleedt, en zo veel jaren lang Verklaring van Godts woordt en zijn geheimenissen Door Vollenhove’s mondt! heilzame artsenij Van onze wonden ’t valt ons zwaar uw deugt te missen, Zo klaagde in ’t kerkgewoel de Haagsche Burgerij”. Zijn preekbundel, verschenen onder den titel De heerlijkheit der rechtvaardigen bestaat uit twee deelen, waarvan het eerste „vrije stoffen” en het tweede ge legenheidsredenen bevat. In het eene behandelt hij de Schriftplaatsen Spreuk. 12 26, (in 2 preeken), Ps. 37 6, Spreuk. 21 15, (in 2 preeken), Spreuk. 29: 22, Jerem. 5: 1, Ps. 83:5, (in 2 preeken) Num. 10:35, II Sam. 15 31, Openb. 6 9—11, (in 2 preeken) Ezech. 35 6, terwijl in het andere zijn afscheid te Zwolle, de predi katie voor de Zuid-Hollandsche Synode, de lijkrede over Koningin Maria en over Willem III en zijn afscheid te ’s-Gravenhage voorkomen. Ze doen ons allen Vollen- hove kennen als een bezield en bezielend prediker, die in hartelijke instemming met de Gereformeerde belijdenis der kerk die hij diende, de eere Gods en het heil der gemeente bedoelde. Wil men deze leerredenen recht laten wedervaren, dan behooren ze natuurlijk beoordeeld te worden wat haren vorm betreft, naar de omgeving van den tijd, waarin ze werden uitgesproken. In menig op zicht toonen zij het kenmerk daarvan door hare groote uitvoerigheid, de toespelingen op de fabelen en ge schiedenissen der oudheid, de aanhalingen uit Grieksche en Latijnsche schrijvers en kerkvaders, gelijk dat in die

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1921 | | pagina 103