JOANNES VOLLENHOVE. 108 L Zie boven. 2) Aldus schrijft G. Brandt Leven van Vondel, uitgave Verwys, t. a. p. biz. 129: „Anderen getuigen dat Vondel plagt te zeggen: Ik zal in de kunst twee zoonen nalaten, Vollenhove en Antonides. Men verhaalt ook dat hij Vollenhove's kruistriomf d'eerste maal ziende, daar op zeide: Daar is een groot licht in dien man, maar jammer dat hij een Predikant is Hij noemde hem den vernuftigen Vollenhove, of vollen vruchthoorendat hij niemant kende, zonder pluim strijkerij gesproken, die hem in dit renperk voorbij streefde”. werk”, daar hij in de eerste plaats predikant was en de bediening des Woords als zijn levenstaak beschouwde, zoodat dan ook in overeenstemming daarmede de pre dikant in den dichter duidelijk te zien is. Den grootsten lof heeft hij ongetwijfeld met zijn Kruis triomf verworven, het gedicht dat zijn meesterstuk ge bleven is. Hij had het „al een wyl tyts gedicht voor zyn beroep” in 1655 naar Zwolle, en droeg het in 1656 aan de Regeering van Zwolle als een dankoffer op J). Dui delijk kunnen wij er uit zien dat vooral Vondel zijn voor beeld geweest is, terwijl deze dan ook niet naliet zijne hooge ingenomenheid met dit stuk te betuigen en hem, „een der beide zonen noemde, die hij in de dichtkunst zou nalaten” 2). Er is kracht en gloed in, terwijl het geheel een treffende vertolking geeft van de innige liefde van den dichter voor zijn gekruisigden en verheerlijkten Zaligmaker, als in deze regels O Davids zoon en Davids Heer, Hoe kan ick van uw kruisgangk zwijgen? ’kWensch uwen kruisberg op te stijgen, Daar val ik bij uw’ kruispaal neêr: Daar leer ik wijs met vrucht vergeten Mijn levens droom en ijdelheit, Bedrog, dat vleiende verleit, En valschen waan van veel te weten.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1921 | | pagina 118