JOANNES VOLLENHOVE.
Ill
Spex had uit het geheel der schriftelijke nalatenschap
slechts eene keuze gedaan. Onder Vollenhove’s nako-
Zoo meldt zijn kleinzoon in de genoemde biographie in den
Ovetijselschen Almanak, blz. 61. Zie ook Bloemlezing, blz. 28.
2) Zie Bronveld, t. a. p. blz. 261 en 379.
en voor het meerendeel in 1693 gedicht. Zij worden
in dien bundel onderscheiden in kruisgezangen, feest-,
boet-, troost-, lof-, wek-, en mengelzangen. Wat niet
van zuiver stichtelijken aard was, is in dezen tweeden
bundel niet weder opgenomen. Deze uitgave was be
werkt door Jakob Spex, die in de voorrede daarom
trent mededeelt,,Er zyn verschillende hinderpaelen
geweest, die den Heere Jakob Vollenhove, des Dichters
jongsten zoon, en erfgenaem van zyne overgebleven
schriften, na den doot van zynen vader belet hebben
de hant zelf (gelyk hy daertoe alrede eenigen toestel
gemaekt hadde) met ernst aen de uitgave te leggen.
Naderhant zyn alle die papieren, by overlyden van den
gemelde Heere Jacob Vollenhove, gekomen in handen
van zynen eenigen zoone, naemgenoot des Dichters,
eene Rechtsgeleerde van meer dan gemeenen opgang
en Advokaet onlangs voor den Hove van Hollant, nu
Commis van den Raede van Staete der vereenigde
Nederlanden2); welke Heer, bewust van de hoogach-
tinge, die ik altoos voor de gedachtenisse van zynen
beroemden grootvader gehad hebbe, my heuschelyk
verzocht heeft den last dezer uitgave te willen op my
nemen
Was Vollenhove’s werk, verpoost door taelhervormen
En dichten, bywerk slechts van dat geleert verstant,
Nogh straelt zyn eedle geest uit onvergangbre bladen,
Een hof gelyk, vol vruchts, om veelen te verzaden”.