112
JOANNES VOLLENHOVE.
melingen zijn nog lang bewaard gebleven andere onuit
gegeven poëtische werken als Christus' Ballingschap,
met aanteekeningen, de Fabelen van Phoedrus in
Nederduitsche verzen en MengelpoëzyOok bestaan van
hem nog in druk korte vierregelige Bijschriften onder
Afbeeldingen van de heilige historiën des O. en N.
Testaments, eerst uitgegeven door Nik. Visscher, later,
in 1734, door Phil. Losel, te Rotterdam. Behalve No. 125
is in den bundel der Evangelische Gezangen ook nog
Gezang 64, bewerkt door A. Rutgers, en Gezang 133,
beide met eenige wijzigingen, door de Haagsche Com
missie uit Vollenhove’s gedichten overgenomen.
Veel en velerlei heeft Vollenhove alzoo in zijn dich
terlijken arbeid bezongen, vooral toen hij eenmaal van
Zwolle naar de residentie vertrokken was. Was 't de
veel schoonere natuur, die hem daar omgaf, die hem
machtig aangreep en zangen ontlokte aan zijne snaren
Evenwel volgde hij slechts zelden het voetspoor van
zijn beroemden tijdgenoot Huygens, om daarmede ook
’s Gravenhage als de plaats zijner inwoning en hare
bekoorlijke omstreken te verheerlijken, haar prachtig
Bosch en hare Zeestraat naar ’t naaste visschersdorp,
haar weelde, rijkdom en aardsche grootheid. Een enkele
maal heeft hij daarvan een lied ten beste gegeven, en
ook nu en dan zijn stof ontleende aan de gewichtige en
merkwaardige gebeurtenissen van den dag, waarvan het
oorlogs- of staatstooneel hem van nabij of uit de verte
tot toeschouwer maakte. Maar gelijk hij zich overigens
door zijn ambt het godsdienstig en kerkelijk leven zag
aangewezen als den akker, waar hij zaaien en planten
moest, zoo hield hij het ervoor, dat ook daar bovenal de
Zoo vraagt Lesturgeon in zijn levenschets vóór de Bloemlezing,
t. a. p. blz. 7 v.v., uit wiens juiste beoordeeling wij hier een en ander
weergeven.