DE HUIZEN AAN DEN KNEUTERDIJK No. 22.
130
1
t
1
J
1
2) Vgl. Motley, Opkomst, II p. 30. 242 vv.
2) Later het Oude Hof.
Deze onrustige, woelzieke Duitsche graaf, alles be
halve afkeerig van een vollen roemer l) (die volgens
Motley, spoedig na zijn huwelijk, met Maurits over
hoop zou liggen, zoowel wegens staatkundige en mili
taire geschillen, als wegens familieaangelegenheden) had
sedert 1590 het huis van Brandwijk bewoond 2), doch
toen de Staten in het volgend jaar aan de Prinses-
Douarière van Oranje, Louise de Coligny met haar
zoontje Frederik Hendrik verzocht hadden in voormeld
huis haar intrek te nemen (waarvan de huurpenningen
uithoofde van den verarmden staat waarin de Nas-
saus door de zelfopoffering van het hoofd van dat
geslacht vervallen waren ten laste van den Lande
zouden komen), werd aan Hohenlo voorgesteld van de
verdere bewoning af te zien, waarin deze had bewil
ligd. Alvast waren de in het Huis van Brandwijk aan
wezige meubelen voor 300 ponden door de Staten
overgenomen.
Het schijnt, dat destijds het Huis te Wassenaar in
min- of meer bouwvalligen staat verkeerde, want be
halve de reeds gedane herstellingen, verzocht Hohenlo
op 3 Januari 1595 dat het huis nog eens grondig onder
handen mocht genomen worden. De Staten willigden
het verzoek van Zijne Genade dadelijk in en trokken
een bedrag van ƒ400 uit „voor reparaties soo aan zol-
„ders, loodsen ende anders.”
Na het op 5 Maart 1606 te IJsselstein plaats gehad
hebbende overlijden van Hohenlo, die slechts 56 jaar
oud werd, stond men aan zijne echtgenoote toe om het
Hof te Wassenaar te blijven bewonen en bleef het tot
1609 te harer beschikking; totdat tengevolge van het