zelf
DE HUIZEN AAN DEN KNEUTERDIJK No. 22.
135
i
Resol. St. Gen. 16 Jan. 1620.
Oldenbarnevelt in de worsteling om het gezag het
moeten afleggen.
De schaduw der catastrophe, die zijn vereerden schoon
vader trof en waarvan het slottafereel op het schavot
zou worden afgespeeld, viel van zelf over het huis van
Van der Mijle.
Toen alle ten gunste van Oldebarnevelt gedane stappen
vruchteloos gebleven waren en aan Van der Mijle van
welonderrichte zijde te verstaan gegeven werd dat ook
zijn gangen scherp nagegaan werden, achtte hij het ge
raden om het dreigend gevaar in het gebied der aarts
hertogen te ontvluchten en het ongastvrije vaderland
den rug toe te keeren.
Intusschen was zijn verblijf in de Zuidelijke Provinciën
slechts van korten duur geweest. Goed patriot in merg en
been wenschte hij zich weer terug in het eigen land. Te
zeer ondervond hij de waarheid van Vondels woorden:
„De liefde tot syn lant is yder aangeboren.”
Aanvankelijk had het voornemen bestaan hem in
hechtenis te doen nemen. Gelukkig werd hem niet
het minst op voorspraak van Maurits het lot van
de Groot en Hoogerbeets bespaard en bepaalde men
er zich toe hem naar Goeree te verbannen onder
uitdrukkelijk verbod zich van zijn onroerend bezit te
ontdoen. Feitelijk werden dus zijne goederen onder
sequester gesteld en kon hij die naar den regel dier
dagen niet verkoopen of vervreemden op poene van
verbeurdverklaring of lijfstraf.
Ten slotte zou ook voor hem het uur zijner bevrijding
slaan en zijn verbanning worden opgeheven. De hooge
gunst waarin hij zich bij Frederik Hendrik mocht ver
heugen, was oorzaak van de door hem verkregen