136
DE HUIZEN AAN DEN KNEUTERDIJK No. 22.
der Mijle
en waar
van 1642
vergunning om eindelijk zijn geliefd den Haag weder
als woonplaats te kiezen1). Hij betrok alsnu een ge
deelte zijner vroegere woning.
Betrekkelijk korten tijd heeft Cornelis van
zich in het herstel van zijn vroegere ambten
digheden mogen verheugen. In het voorjaar
begonnen zijn lichaamskrachten zichtbaar te verminderen
en voelde hij zich niet meer in staat tot ingespannen
studie. Zijn stervensure was nabij. Hartzeer over het
huiselijk leed hem wedervaren sleepte hem nog onver-
wachtop 64jarigen leeftijd ten grave (21 November 1642).
Ten aanzien van zijn begrafenis vinden wij in de
resoluties van Gecommitteerde Raden op 25 November
aangeteekend, dat de leden der Staten de lijkbaar
volgden, toen hij op dien datum in de Hofkapel, waar
ook het stoffelijk overschot van zijn voorvaderen rustte,
ter aarde werd besteld.
Zijn vrienden en tijdgenooten Barlaeus en van Kinschot
verheerlijkten hem na zijn dood in Latijnsche verzen,
terwijl Prof. Zuerius Boxhorn te Leiden in het groot
auditorium een plechtige, gevoelvolle lijkrede uitsprak2).
Hij wijdde ook aan zijn nagedachtenis een Latijnsch
poëem, welk voorbeeld ook door Van Foreest, Heinsius
en Constanstijn Huygens nagevolgd werd 3).
De geschiedenis der huizen op den Kneuterdijk was
met den dood van Oldenbarnevelt en Van der Mijle's
vertrek een ander tijdperk ingetreden.
Om te voorkomen, dat de beide ledigstaande panden
prijsgegeven zouden worden aan de baldadigheid van
groot en klein, waren de Staten op het prijselijk denk'
Resol. 4 Juli 1625.
2) Oratio in excessum Illustris et Nobillissimi viri Corn. v. d. Mijle.
3) Brieven van Huygens, 9 December 1642.