- DE HUIZEN AAN DEN KNEUTERDIJK No. 22. 139 door het zoeken van Pieter Peckius, Kanselier van Brabant, was op 22 Maart 1621 door de Aartshertogen naar den Haag gezonden om over den vrede te onderhandelen. Bij res. der Staten van 15 Jan. 1621 werd bepaald dat Peckius in rang, volgens uitdrukkelijk verlangen van den Prins, met de Keizerlijke en Koninklijke gezanten zou worden gelijk gesteld, uit den boedel van den „Kanselier Peccius” aangekocht. In deze ruime, fraaie, rijk gestoffeerde woningen, op zettelijk geheel nieuw gemeubileerd, zou verder voor het onderhoud van dezen Koning zonder land voorloopig dagelijks een zekere som betaald worden, behalve nog de kosten van linnengoed, brandhout, kaarsen, wijn en bier, de loonen van koks en verdere bedienden. Een Commissie uit de Algemeene Staten werd op 13 April belast om de Koninklijke familie in hun nieuw logies te gaan verwelkomen, terwijl op den 23en d. a. v. de hooge vergadering in pleno vergaderd een contra- bezoek ontving. Zijne Majesteit, die met alle eerbe wijzen ontvangen werd, gaf een omstandig exposé van zijn wedervaren, naar het heet „een sonderlingh roerend „verhael van al sijne avontueren ende ongelucken”, ver zuimde niet om zich daarbij in waardeerende bewoor dingen uit te laten over de hem verleende „civiliteyten „ende de bewesen hulp” en eindigde zich weder in de gunst en recommandatie van hunne Ho. M. aan te bevelen. Deze putten zich van hun kant weer uit in beleefdheidsbetuigingen en troostten Frederikmet de hoop op het aanbreken van betere tijden en gaven verder den gemoedelijken raad toch vooral het hoofd niet te laten hangen maar „om wat verstrooyingh te soecken in het „Hof dat voor hem was gereet gemaeckt.” De eer om het Boheemsche Koningspaar in den Haag te mogen huisvesten, moest echter in klinkende munt worden ingelost. De aanmoediging der Staten om

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1921 | | pagina 151