DE HUIZEN AAN DEN KNEUTERDIJK No. 22.
140
afleiding de zorgen des levens van zich af te zetten, liet
Frederik zich waarlijk geen tweemaal zeggen. Na zich
zoo lang van eenig genot te hebben moeten spenen, kon
er alvast een feestje op overschieten. Zijn eerste zorg
was om de hofhouding op weelderigen voet in te richten.
Voorloopig was er aan contanten geen gebrek. Maan
delijks ontving hij van de Staten f 10.000, waarbij nog
de f 26.000 kwamen hem door zijn schoonvader toe
gelegd. Veelal kwam hij echter met zijn inkomen niet
toe en er werd dan door Maurits, die betrekkelijk sober
leefde, uit diens particuliere fondsen bijgepast.
Ook met betrekking tot de met den koning mede-
gekomen edellieden toonden de Staten zich royaalniet
alleen zorgden zij voor huisvesting, maar onderhielden
hen ook. Aanvankelijk werd voor hun onderhoud
ƒ14.000 beschikbaar gesteld, welk bedrag echter niet
toereikend bleek en met 4000 moest worden ver
hoogd. De meesten van het gevolg kregen een goed
bezoldigd commando in het leger. Volgens de memoires
van den toenmaligen Engelschen gezant Carlton bestond
die hofhouding uit 200 personen.
Over de vele wederwaardigheden van dezen ramp-
spoedigen „roi en exil” zullen wij zwijgen, zij behoeven
in deze bijdrage niet uitgewerkt te worden tot een
volledige geschiedenis. Zoowel Dr. Schotel als Jhr. van
Sypesteyn hebben hieromtrent belangwekkende studies
het licht doen zien.
Alleen willen we aanstippen hoe Frederik bij zijn
pogingen om den Paltz te herwinnen te Mainz ver
toevende, daar onverwacht door de pest werd aange
tast. Ofschoon reeds aan de beterhand, gaf de tijding
van het sneuvelen van Gustaaf Adolf, in den bekenden
slag bij Lützen op 16 November 1632, aan zijn ver
zwakt zenuwgestel zulk een schok, dat hij wederom.