DE HUIZEN AAN DEN KNEUTERDIJK No. 22.
143
elke transactie uitmaakt, op allerlei
toezeggingen hunne waren geleverd
Hierbij kwam nog, dat haar zoons door de dolzin
nigste verkwistingen haar verder leven verbitterden.
Toch bleef zij haar verblijf in den Haag bestendigen,
niettegenstaande de Engelsche Koning haar meermalen
een tehuis in Engeland had aangeboden.
Ten slotte was het financieele weerstandsvermogen
der Koningin-Weduwe uitgeput en de toestand van dien
aard geworden dat zij niets liever verlangde dan den
Haag te kunnen vaarwel zeggen. Aan de Staten gaf
zij dan ook in April 1653 haar stellig voornemen te
kennen om naar den Paltz terug te keeren ten einde
in Frankenthal verblijf te houden. Het schijnt echter,
dat haar zoon Karei, die haar nog kort geleden met
een som van ƒ12000 bijgestaan had, op die overkomst
niet bijzonder gesteld was, zoodat zijn moeder voorloopig
van de reis afzag. Inmiddels was zij op 17 Februari
1654 weer tot andere gedachten gekomen, althans zij
richtte andermaal een verzoek tot de Staten, ditmaal
om hunne tusschenkomst in te roepen ten einde uit
betaling te bekomen harer achterstallige jaargelden. De
kans op succesvolle bemoeiing was echter niet bijster
groot, daar het Parlement reeds in Mei 1649 geen enkele
verplichting ten aanzien van de Koningin had erkend.
Intusschen hadden de zeer talrijke crediteuren de
lucht gekregen van haar op handen zijnd vertrek, om
dat men op het Hof aan den Kneuterdijk reeds druk
aan het inpakken was. Ijlings lieten nu de voornaamste
schuldeischers op de reeds naar Rotterdam verscheepte
kisten en koffers conservatoir beslag leggen. De credi
teuren dreigden het kind van de rekening te worden
daar zij in het onontbeerlijk goed vertrouwen, hetwelk
toch de basis van
fraaie beloften en
hadden.