DE HUIZEN AAN DEN KNEUTERDIJK No. 22.
146
later
en wordt geen eer bewesen."
de laatste gebeurtenissen dit
De waarde der dichtregelen werd ten volle aan haar
vervuld
„Hy, die in eere is, wordt luider stem gepresen
„Die ongeluckigh is
Van der Does zou aan
volgend vers wijden
„Zyn groote Gemalin, uyt 't magtig bloet gesproten
„Van Eng’landt, heeft het na zijn doot nog niet verdroten
„Te blyven in dit Hof, en gingh hier niet van daan,
„Totdat men weder op zyn throon verhoocht sach staen
„Den tweeden Karei, die onwettig had verloren
„Dat ryck, waartoe hy was van de natoer geboren,
„Doen weeck zy uyt ons Land, en na een weinig tyt,
„Was deze Coningin, die vreucht en ’t Leven quyt
Hiermede nemen wij afscheid van deze merkwaardige
figuur, die in weerwil van haar rampspoedig bestaan
en haar nobele spilzucht, zich een zeer talentvolle vrouw
getoond had „une princesse, munie de talents et de
„vertus, non souvent égalées, rarement surpassées.”
Van der Mijle had, zooals we reeds zagen, nog bij
zijn leven het beslag op zijn goederen gelegd, zien op
geheven en zijn bezittingen teruggekregen. In 1625 betrok
hij een vleugel van zijn oud verblijf, terwijl het overige
gedeelte voor 1200 bij de ex-koningin van Boheme
in gebruik bleef. Zijn echtgenoote werd inwonende hof
dame en tevens de intieme vriendin der Koningin, wat
zij ook na het overlijden van haar man bleef. Tot aan
haar dood (1642) was zij het huis aan den Kneuterdijk
getrouw. Het kwam daarop in bezit van Adriaan van
der Mijle en later van diens weduwe Petronella van
Wassenaer.