DE HUIZEN AAN DEN KNEUTERDIJK No. 22.
150
Dit perceel, gelegen aan het vroegere basse cour, maakte eer
tijds een deel uit van het Stadhouderlijk hof. Een gedeelte langs
den Zuidsingel met den daarnaast aangelegden Hof- of Prinsentuin
op het Buitenhof bij de Westpoort, met nog een keldertje aan den
zuidtrap van de Groote Zaal was aan graaf van Albemarle op 1
Mei 1713 voor den tijd van 5 jaar voor 1600 pond 's jaars ver
huurd, welke huur onderscheidenlijk op 14 Januari 1718 en 5 Februari
1723 voor gelijken termijn was verlengd, laatstelijk met zijn weduwe.
2) Aan Arnout Joost van Keppel werden door Willem III bij be
sluit van 10 Februari 1695 de titels verleend van baron Ashford,
viscount Bury en earl of Albemarle.
spronkelijk hun logement op den Langen Vijverberg,
hetwelk zij in 1656 van den Heer van Brederode ge
kocht hadden. Toen dit verblijf op den duur te klein
werd, waren zij, na den dood van Jacob Godefroy,
baron van den Boetzelaer, heer van Nieuwveen en
baljuw van den Haag, er in geslaagd, om in 1740
voor de som van ƒ35000 zich den eigendom te ver
zekeren van de aanzienlijke woning hoek Buitenhof en
Hofsingel, welke zich tot aan de Stadhouderspoort uit
strekte 1). Van Boetzelaer had het bij den op 18 April
1725 gehouden openbaren verkoop van grafelijkheids-
domeinen voor 23700 gekocht. Daarbij was het
omschreven als „de huysinge oft logement van den
„grave van Albemarle 2) uytcomende op de cingel van
„den Hove, een stalling opt Buytenhoff en het coets-
„huys op de cingel.” Gedurende het tweede stadhouder-
looze tijdperk werd alles opgeruimd wat aan de vroegere
stadhouders herinnerde.
Toen nu Willem IV in 1747 tot de waardigheid
van erfstadhouder werd verheven en hij zijn hofhouding
op grootschen voet inrichtte, deed zich van zelf de
behoefte aan uitbreiding van het stadhouderlijk kwartier
sterk gevoelen en wenschte zijn gemalin Anna, prinses