160 DE HUIZEN AAN DEN KNEUTERDIJK No. 22. Bijdragen en Mededeelingen van Die Haghe 1913, p. 142. Hendrik Fagel, de vroegere griffier derStaten-Generaal kwam in September 1802, na een afwezigheid van acht jaar uit Londen in den Haag terug, in verband met onderhandelingen voor den verkoop van zijn voor vaderlijk goed, het huis in het Noordeinde 1). Hij con stateert allerwegen het tegenovergestelde van de vroegere welvaart, zoodat hij zelfs bijna geen enkel zijner tijd- genooten er aantrof. Het aantal armlastigen was schrik barend toegenomen en het meest verwondert hij zich over het enorm aantal bedelaars. Overal uitputting, verarming en ellende. In 1807 was den Haag dan ook niet langer hofstad, maar slechts de hoofdplaats van een der zeven departementen. In November van het jaar 1804 daagde er voor het huis aan den Kneuterdijk uitkomst, men slaagde er in het gewezen logement voor f 1400 ’s jaars voor den tijd van 18 maanden te verhuren aan A. C. Schenk, eerste commissaris der Fransche troepen in dienst van het Bataafsche gemeenebest, die er ten behoeve der con scriptie zijne administratie in vestigde. De huur werd tot 10 April 1807 met zijn opvolger Zegers geprolon geerd. Af en toe dienden verschillende vertrekken als huisvesting van militairen. Toen in Juni 1806 het Binnenhof voor logies van den nieuwbakken koning van Holland beschikbaar moest worden gesteld, werd voor huisvesting van ver schillende Staatscollegiën, in verband met de oprichting van ministeries naar andere localiteiten en gebouwen uitgezien. Diensvolgens werd door de Ministers van Binnen- landsche Zaken en van Financiën aan ,,’s Lands tim- merman”, den bekenden architect Johan van Duijfhuis,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1921 | | pagina 174