JOANNES VOLLENHOVE.
INLEIDING.
Dr. E. J. W. POSTHUMUS MEYJES.
Een Haagsch dichter-predikant uit onze Gouden Eeuw
DOOR
Zeldzaam was de populariteit die in onze Gouden
Eeuw Joannes Vollenhove genoot. Zijn tijdgenooten
prezen hem als „den Haagschen Guldemond, van wiens
lof de wijdberoemde predikstoel getuigen moest, den
held die de zielen kneedde als was, die het Haagsche
hof bekoorde en in triumph sleepte, aan de ketenen
van wiens tong Nederland gekluisterd hing”. In hem
bezat onze kerk een voorganger als weinigen in zijne
dagen geëerd, tot aan het einde zijner meer dan vijftig
jarige ambtsbediening door de buitengewone belang
stelling zijner gemeente gedragen, en om zijn persoon
en zijne gaven meermalen in classicale en provinciale
vergaderingen met de leiding belast. In letterkundige
kringen als man van beteekenis gewaardeerd, genoot
hij de vriendschap van Vondel, Huygens, G. Brandt,
Antonides van der Goes, Moonen en vele bekende dichters
van zijn tijd, die als om strijd zijn lof bezongen en hem
gaarne een plaats in hun midden inruimden. In alle
kringen der Haagsche samenleving verkeerende, be
kleedde hij met lof het ambt hem door God gegeven,