DE HUIZEN AAN DEN KNEUTERDIJK No. 22.
177
12
Een vroeger in 1620 (21 Juli) gedaan verzoek aan
de Staten om de Camer van Reeckeninge te machtigen
om tot de verdeeling der goederen te mogen overgaan,
was wel is waar op 20 Augustus d.a.v. ingewilligd,
maar op een door den Franschen Secretaris van Staat de
Puysieux gesteund nader adres om opheffing van het
gelegde beslag werd afwijzend beschikt en de scheiding
bevolen tusschen de goederen „die buyten dispute des
„voorn. Oldenbarnevelts zijn geweest ende die hij met
„syn huysvrouwe gemeen beseten heeft van dewelcke
„die een helft notoirlyck aen de Graeffelyckheyt is ver-
„vallen”. Ook de bede om de verbeurdverklaring volgens
de Privilegiën te mogen afkoopen was eveneens afge
wezen, omdat de deswege geraadpleegde rechters van
oordeel waren dat de veroordeelden de misdaad van
gekwetste hoogheid begaan hadden. In de Algemeene
Statenvergadering werd bovendien besloten dat in zes
jaar geen enkele voorspraak of verzoek van wege de
veroordeelden in behandeling zou worden genomen
Door de erven moest op 31 December 1624 een bedrag
van ƒ40.000 worden afbetaald, zulks in mindering van de
totale kosten door Gecommitteerden in de Generaliteits
Rekenkamer in Augustus van dat jaar op 78491 -10-61/2
ponden vastgesteld. Hierbij kwam nog de kleinigheid
van 33221-10-P/2 pond, „dat de Generaliteyt Ao. 1624
„boven de gelichte 72000 noch belast was” 2).
Bij het accoord omtrent den afkoop van 25 Aug. 1625
Vgl. Staet en Inventaris overgelevert bij de Wede. Vrouwe van
Oldenbarnevelt van goederen bij haer ende wijlen haren overleden man
beseten 31 October 1620. Verder Res. Holl. 25 Mey26 Jun. 1621
en Rekening Joh. van Luchtenburch, nopens den ontvang der gecon
fisqueerde goederen van J. v. O. gesloten 20 Januari 1633.
2) Kronyck Hist. Gen. 1844. 52 p. 336. Zie ook Omschrijving
der Onr. Goederen. Ned. Leeuw 1916 p. 34 v.v. en acte van Ver
deeling stukken van v. WassenaerStarrenburg (Ao. 1625).