JOANNES VOLLENHOVE.
9
van
Utrecht, 1917, biz. 261 v.v.
2) Zijne hiervoor opgenomen beeltenis is een afdruk van het portret
van Vollenhove in de Consistoriekamer der Groote Kerk te 's-Gra-
venhage. F. Muller, Beschrijvende Catalogus van 7000 portretten
van Nederlanders, 1853, blz. 275, vermeldt dit onder No. 5763:
„Borstb. links, met zeer lang haar, met eenvoud- mantel en bef. In
gewerkten rand. Naar J. de Baen, door A. de Blois, fol. Fraaije grav.”
dichter”Dr. A. W. Bronsveld vermeldt in zijn Historisch-
letterkundig onderzoek van de Evangelische Gezangen
met instemming Vollenhove’s naam en spreekt in over
eenstemming daarmede zijn gevoelen uit „dat het inder
daad een goed werk zou mogen heeten eene bloem
lezing uit de werken van dezen merkwaardigen man
samen te stellen”.
Aan de vervulling van dezen wensch tracht deze
studie gevolg te geven, waar wij ons voorstellen het
beeld te teekenen van dezen innig-Godvruchtigen, rijk-
begaafden dienaar des Evangelies, die in de tweede helft
der zeventiende eeuw op zoo uitnemende wijze de hem
op godgeleerd en letterkundig gebied geschonken talenten
tot zegen der kerk, tot eere Gods heeft gebruikt.
In den loop der tijden is reeds een en ander over
Vollenhove in het licht verschenen, waarvan wij dank
baar gebruik maakten, terwijl ons als bronnen ten dienste
stonden de uitgaven van zijne leerredenen en gedichten,
de kerkelijke acten, brieven en mededeelingen van en
aan zijn tijdgenooten en eenige manuscripten, op het
Gemeente-Archief hier aanwezig.
Moge deze arbeid tot meerdere waardeering van de
beteekenis van Vollenhove medewerken en de nadere
kennismaking met zijne gedichten doen zien, dat zijn
naam in de geschiedenis van de geestelijke volkspoëzie
onzer Gouden Eeuw naast die van Revius, Sluyter,
Lodensteyn e. a. met eere genoemd mag worden2)