DE HUIZEN AAN DEN KNEUTERDIJK No. 22. 189 het garnizoen den 4 „het extra capitaal, solide en weldoortimmerd huys en „erve, waaragter een capitale stal en koetshuys voor „verscheyde paarden en rytuigen en nog een proper „geconstitueert huys en erve, mitsgaders stallinge en „koetshuis, alles annex den andere agter het voorgaande” publiek te verkoopen. Beide perceelen moesten echter op eigen bieding, onderscheidenlijk op ƒ10.000 en ƒ4000, worden opgehouden. Wij zijn nu gekomen aan de Bataafsche republiek, waarbij een nieuwe orde van zaken geschapen werd. Op 16 September 1799 volgde de verkoop van beide panden aan den agent van oorlog, later directeur-gene- raal der posterijen, G. J. Pijman, voor rekening van den Lande, voor ƒ14700 en zij werden bij resolutie van 25 Maart 1803 aanvankelijk ter beschikking gesteld van den commandant van het garnizoen om als kazerne te worden gebruikt. In het eene gebouw zag zich in 1807 het nieuw Hollands geldkantoor gevestigd. Bij de opvolgende ver plaatsing der residentie naar Utrecht en naar Amsterdam, ten behoeve waarvan in beide plaatsen verschillende ge bouwen werden aangekocht, stelde de Koning het hoek huis met inbegrip van de in aanbouw zijnde lokalen in de Kloosterkerkstraat ter beschikking van de naar Haag overgebrachte militaire opleidingsscholen. Het hoekhuis, waarin een tijdlang de bureaux der Nationale Rekenkamer waren gevestigd, werd nu aan gewezen om met de huizen van Van der Mijle en Van Qldenbarnevelt te worden gebezigd als Instituut van militaire kweekelingen. Reeds in 1806 was in een ambtelijk rapport de aan dacht der autoriteiten gevestigd op den ruïneuzen toe stand waarin de „gewese incaserneering” ook dat gebouw had achtergelaten „zijnde de binnenwerken in het ge-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1921 | | pagina 204