EEN 18E-EEUWSCHE KRONIEK. 200 tot deze procedure hebben aangezet. Curatoren hadden, zegt B., vooral nadat de president van den H.R., Rooseboom, (geen vriend van B., zooals uit de Observationes herhaaldelijk blijkt), curator was gewor den, dit proces met kracht en geweld doorgezet, maar ze kregen ongelijk, 18 December 1704. (Vgl. verder Hora Siccama, Aant. en Verb, op t Reg. der jour- nalen-Huygens, in voce Vossius.) 71. Andreas Bicker van Swieten, uit den Haag, had in Weenen relatie met een meisje zonder fortuin, Agnes Geertrui van Bommel, bij wie hij een zoon, Gerardus Leopold verwekte. Andreas stierf en zijn erfgenamen wilden niet aan die vrouw en haar zoon de sommen uitkeeren, door Andreas hun geschonken, en evenmin hetgeen zij vroeg krachtens hem geleend geldde familie beriep zich op zijn minderjarigheid en haar slecht gedrag van dit laatste bleek niets. De advocaten in deze zaak voerden allerlei aan wat er niet mee te maken had, „quae solet pragmaticorum natio lucri potius sui quam juris causa suppeditare’’. Den 14en Febr. 1705, stelde de H. R. de erfgenamen in 't gelijk tegen den zin van B.deze meende dat Andreas, ofschoon hier minderjarig en Hollander gebleven, in Oostenrijk vertoevende en handelende, volgens de wet van dat land als meerder jarig was te beschouwen. 85. Kerby, de Engelsche consul, wiens huis geplun derd was in 't aansprekers-oproer te Amsterdam, sprak deswege de stad aan om schadevergoeding (zie Wage- naar, XVI, 306 e v.). B. was van oordeel dat deze eisch aanstonds moest ontzegd, doch bleef in de minder heid; men besloot dat men de zaak zou „beschrijven”, een meer omslachtige wijze van procedeeren dan er gevolgd was (30 Maart 1705).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1921 | | pagina 215