EEN 18E-EEUWSCHE KRONIEK. 206 president (Rooseboom) was kwaad, toen op voorstel van B. werd besloten er niet aan te doen, want aldus B. en de H. R. op zijn advies de H. R. gaf sententie in een civiele zaakdeze verwonding was een crimineele zaak wegens een feit op den edelman begaan, hetzij door hem zelf, hetzij door een ander, en dat nooit in eersten aanleg bij den H. R. kon berecht worden. De Courlandsche edelman liet andermaal van zich hooren op 20 Juli 1707, toen de president in den H. R. mee deelde, dat hem verteld was, dat de edelman de meid van den cipier had geslagen en dat het Hof hem des wege had getuchtigd door hem voor 14 dagen op water en brood te zetten. Ook nu vroeg de president van den H. R. of het Hof niet gedaan had wat des H. Raads was. Maar ook nu besloot men, om dezelfde redenen als toen met die verwonding, er niet aan te doen. (De „edelman” heette Johan Paul Tiesenhausen, de Amster- damsche jongeling Jurriaan Stubbe.) 244. Een „constschilder”, Robert Duvall, vraagt van den erfgenaam van Willem III, 4 jaar salaris als „const- bewaarder van den Prins van Oranje”. (Sententie 20 Jan. 1707, de provisie toegestaan.) 254. Procureurs bij ’t Hof hadden recht hun plaatsen te verkoopen. Die bij den H. R. niet. Een doof ge worden procureur bij den H. R., uit medelijden, wegens langjarigen dienst werd het toegestaan (15 Febr. 1707). 260. Willem III had 5 Maart 1687 bij een geschrift, door hem zelf onderteekend, aan een voorname dame (feminae illustri, het blijkt geweest te zijn Catharine de Villiers, vrouwe van Puisars), „ob rationes non juridicas aut politicas, sed, ut dicebatur, physicas”, een losrente van f 4000 gegeven, te lossen met f 40,000 en in te

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1921 | | pagina 221