EEN 18H-EEUWSCHE KRONIEK. 211 399. 18 April 1708 legde voor den H. R. een advocaat den eed af, die vóór den oorlog den bul van doctor juris in Orleans had gehaald. De president twijfelde of hij wel beëedigd kon worden, doch geen der raadsheeren deelde zijn bezwaar. die schilderijen te taxeeren, en bepaalde van alle niet meer aanwezige van de schilderijen) op f 23000. van schilderijen te vin- van Beuningen, wiens inventaris was aanvaard.) 398. De Koningin van wijlen Koning Willem die de Koning gekocht had van Engeland sprak den erfgenaam aan tot afgifte van juweelen, en uit de openbare kas betaald. Nadat ’t Hof hem in ’t ongelijk had gesteld, appelleerde de erfgenaam en verzocht, dat men hem afschrift verstrekte van de Engelsche Statuten, waarop de Koningin zich beriep. Gelast werd dat de Koningin zou bewijzen, dat naar Engelsch recht deze juweelen behoorden tot de z.g. chattels, die altijd behoorden aan den troonsopvolger. 402 en 441. De graaf van Albemarle had de Prinses douairière van Friesland uit kracht van willige con- demnatie doen gijzelen, maar Hare Hoogheid is in gijzeling niet gecompareerd; verstek en nieuwe gijzeling, op hooger straf, werd verzochtdoch, alvorens te beschikken, be sloot men den procureur van H. Hoogheid te zeggen, dat hij „in serieuse termen aan Hare Hoogheid over die saak sou schrijven”. Toen dit vruchteloos was ge schied, is op 19 Juni 1708 het verstek verleend behou- goederen behoorden schilderijen; de H. R. benoemde deskundigen om vervolgens de waarde goederen (met inbegrip (Het is helaas niet gelukt de lijst den; ’t waren die van Coenraad boedel onder benefice van

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1921 | | pagina 226