UIT DE ARCHIEVEN VAN HET HOF VAN HOLLAND, 219
't
beproefd worden of hij wel gemakkelijk
zou kunnen liggen; dit ging zeer goed,
terwijl hij door het vast maken van een touwtje aan
de klink er voor zorgde dat hij de kist van binnen kon
van zijn schoonvader Hendrich Wiswiller en van zijne
vrouw om hem te persuadeeren, „metter minne wast
doenlijck” afstand te doen van alles, de „coopmans
boecken” over te geven om de crediteuren voldoening te
geven enz. Deze zending slaagde en het gevolg daarvan
was een accoord met Johan Cuijper, waaraan, volgens
zijn zeggen, de anderen niet voldaan hadden.
In den Haag gekomen werd hij gelogeerd op de
Voorpootte en om te ontkomen aan het dreigen van
zijn schoonvader „die hem wilde dwingen onder eede
te verklaren dat hij geene goederen en hadde” besloot
hij te ontvluchten, indien dit mogelijk was. In zijne
„onnoselheyt meende hij dat hij daardoor geen delict
perpetreerde”, in „het breecken van muijren ofte banden
van ijzere, ofte bemachtigen van sleutels”.
Hij bood den eigenaar van den koffer 9 gulden en
twee kannen wijns, doch naderhand van intentie ver
anderd zijnde spraken zij er niet meer over. Later
echter kwam Keijser er weder op terug zeggende, dat
hij „seer nodich het geit van doen hadde” en indien
hij hem 36 gld. wilde geven, dat hij hem het „coffer
soude laten volgen” en hem daarin zou sluiten, in plaats
van de papieren.
Hierop gaf Cuijper aan bovengenoemden Hellaert
een horlogie, waarop deze hem 36 gld. 9 st. verstrekte,
en beloofde aan den cipier te betalen 4 gld. 11 st. die
hij aan dezen schuldig was en nog 3 gld. „waervoor sij
eens vroolijck zouden wezen”. Binnen acht dagen zou
hij dit geld weer geven en dan zijn horloge terug be
komen.
Nu moest er
in den koffer