222 UIT DE ARCHIEVEN VAN HET HOF VAN HOLLAND.
te stellen van de Heeren van den Hove van Holland.
Hij begaf zich dan ook onmiddellijk na zijn aankomst
in den Haag naar het huis van den Heer Sterrevelt,
een van de Curateuren in zijn boedel, om met dezen te
spreken, en ook nog bij zijne verdere crediteuren om
tot schikking te geraken.
Op het Buitenhof gekomen, in compagnie van de
Curateurs, ontmoette hij den Deurwaarder De Beausis,
met wien hij, op diens „simpele aensegginge zonder
dat hem eenige authorisatie is vertoont ongeadsisteert
wederom naar de stadspoorte is gegaan.”
In zijn request aan de Heeren van den Hove van
Holland, mede onderteekend door zijne Curateuren Adr.
van Sterrevelt en H. Sprenckel en zijne crediteuren
Cornelis Vrolijckhart, Gerard van Ruijll, Bartholomeus
Monjoye, A. van Blenckvliet, Arthus Le Breton en Isaac
Peronneau, verzoekt hij hun datgene, „daerinne hij soude
moge hebben gepexeert, hem gratieutelijck te vergeven,
daar hij het volvoerde om een valschen eedt te ontgaan,
waartoe hij bij zijn schoonvader wierde gepersuadeert.”
H. van Holland. 1667. Portefeuille No. 14.