JOANNES VOLLENHOVE.
20
x) J. Vollenhovius, Kruistriomf, Amsterdam 1656. (Haagsche Kerk.
Bibl.). Deze eerste uitgave verscheen met lofdichten van eenige zijner
vrienden, J. Coccius en J. D. Wendbeiel, zijn vroegeren leermeester,
conrector der Latijnsche School te Kampen, die hem voorspelde dat
hij met dit lied veel eer zou inoogsten
„Zoo zult gij met uw Kruishelt pralen,
Scherpzinnige Poëet, en halen
Een onverwelkbre kroon tot lof,
Die u veel zachter dan uw Heere,
Zal kroonen 't hooft tot uwer eere,
En geven triomfeerens stof”.
In antwoord hierop zond Vollenhove hem eenige jaren later een
gelukwensch bij de geboorte van een tweeling. Poëzij, blz. 552.
Rijkgezegend was het tiental jaren dat hij in Zwolle
heeft mogen doorbrengen, gesterkt door de kennelijke
gunst van zijn Zender, gedragen door de groote aan
hankelijkheid en liefde van velen, om zijn persoon en
wandel door overheid en burgerij ten hoogste geacht
en gewaardeerd. Hoezeer hij in alles met zijne gemeente
medeleefde, bleek reeds aanstonds, toen eenige maanden
na zijn komst de pest in de stad zijner inwoning uit
brak, die velen ten grave sleepte. Onvermoeid was hij
in het bezoeken en troosten der kranken, in het ver
kondigen van de roepstem des hemels in deze zware
bezoeking.
Doch niet alleen door het gesproken woord bracht
hij lafenis en verkwikking tot de bedroefde harten. Hij
achtte nu den tijd gekomen tot de uitgave van een gedicht
waaraan hij reeds in Vledder zijn krachten gewijd had.
Kruistriomf geheeten, zijn proefstuk als dichter, dat ook
zijn meesterstuk is gebleven. De voorrede is aan de
overheid van Zwolle gericht: „Hier wort Uwe Ed.Achtb.
wat groots en wat gerings teffens opgedragen, de grote
Kruistriomf van den grootsten Heilant, met een geringen
en lagen toon gezongenop hope dat de grootheit