JOANNES VOLLENHOVE.
24
Poëzy, biz. 358, .Kerkdicht voor een predikantshuis"
„Welaan nu, mijn beminde,
En hier ook eensgezinde,
Nu trou voortaan ons levens tijdt
Des levens schepper toegewijdt.
Nu Godt, ons hoogste goet begeert,
Bemint, gevreest, gediend, geëert.
Dan hem de zorg bevolen,
Zijn licht laat ons niet dolen.
Hij rekk’ nog lang uw jaargetal,
Gezegent, zelf in ongeval.
Zijn gunst, nooit ongestadig,
Verrijke uw ziel miltdadig”.
Vier en twintig jaren is Gesina Haeke haren man tot
steun op den levensweg geweest. Wat beijverde zij zich,
zooveel haar gezin dit toeliet, haar huis tot een echte
pastorie te maken, waar ouderen en jongeren nooit te
vergeefs om raad en hulp aanklopten, waar ieder van
wat rang of staat hartelijk ontvangen en met liefde
bejegend werd. Vollenhove was daar zeer op gesteld;
een predikantswoning, zeide hij, moest voor de gemeente
steeds openstaanr)
„Wie God zoekt, vint hier staag een dienaar en eenvrient.
Elk heerscht, die zynen Heer naar zijn berecht wel dient.
Mijn hart is, met mijn huis, voor vrienden nooit gesloten
Voor ’s hemel’s vrienden minst. Godt kent zyn huisgenoten.
Gebruik, wie mij bezoekt, myn dienst en nutste werk,
Gereet is ’t in myn huis, maar beter in Godts kerk.
Slyt, wie hier komt, of scheit, gerust uw levensdagen:
Regeer uw hart en gang naar ’s hemels welbehagen,
En denk, ter werelt wort niets in- noch uitgedragen