JOANNES VOLLENHOVE. 28 de Verrijzenis I 1 I „Wie peilt de wondt der smarte, Die nooit zo diep de moeder griefde in ’t harte? Zy mist haar grootste hoop, Een huisschat, om geen goutschat weer te koop, De blyschap der gespelen, En die met haar de huiszorg plag te delen. Toen Sluyter drie jaren later zijn Lofzang op den Triomfeerenden Christus in druk verschijnen deed, was Vollenhove andermaal aanstonds gereed in diepgevoelde verzen daarop weerklank te geven en den dichter te verzekeren, dat hij „met deze edelste der stoffen het rechte wit getroffen” had, zingende van en de Hemelvaart van zijn Heiland. De jaren van zijne ambtsbediening te Zwolle gingen middelerwijl rustig voorbij. Hartelijk leefde Vollenhove in alles met zijne gemeente mede, in getuigenis en wandel haar het woord des levens voorhoudende, terwijl hij haar lief en leed in vaak treffende regelen bezong. Uit dezen tijd dateeren verschillende van zijn geboortedichten, bij gelegenheid van gedenkdagen in den kring van huisgezin, familie en kennissen x), bruiloftsdichten aan hoogge plaatste vrienden opgedragen 2), en lijkdichten, waarin de taal zijner oprechte deelneming uiting gaf aan het medegevoel zijns harten 3). Hoe droeg hij biddend de beproeving mede over het gezin van zijn ambtgenoot van Eil gekomen, waar het Gode behaagd had de oudste van diens tweetal kinderen, eene dochter in den bloei der jaren, plotseling weg te nemen Poëzy, blz. 194 v.v. Op het jaargetijde van mijne eg ablz. 548 „Aan mijn liefste’blz. 192 „Geboortekrans voor mijn schoonmoeder’ 2) Poëzy, blz. 412 v.v. 3) Poëzy, blz. 221 v.v.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1921 | | pagina 38