1 JOANNES VOLLENHOVE. 40 I Opgenomen inHet leven van Geeraert Brandt, beschreven door Joan de Haes. Hierbij komen, behalven de Lof- en Lijkdichten op den gemelden Geeraert Brandt gestelt, noch eenige brieven van vermaerde mannen aan hem, en eene verhandeling over de geveinst- heit door hem geschreven, 's Gravenhage, 1740, biz. 122 v.v. (Koninkl. Bibliotheek). 2) de Haes, biz. 30, 32. hij een leidsman op den weg ten leven werd. Mag het ook niet zeer merkwaardig heeten, dat mannen als Vondel e. a. hem, den leeraar die de belijdenis der Gereformeerde kerk zoo van harte liefhad en zich hater niet schaamde, diensondanks op hoogen prijs stelden, en het zich eene eere achtten tot zijne vrienden gerekend te worden? Van bijzondere beteekenis, ook voor de nadere kennis van zijn ambtelijk en huiselijk leven te 's Gravenhage is ongetwijfeld de correspondentie door Vollenhove met Geeraert Brandt te Amsterdam gevoerd De nadere be trekking tusschen hen als dicht- en letterkundigen dateerde reeds van 1660. In hunne brieven „openbaerden zij mal- kanderen onbewimpelt hun gevoelen en oordeel over hunne dichtwerken, die d’ een den anderen, zelfs tot een ge meen bruiloftsvaers altoos overschikte, voor het uitgeven met bede van ront te willen gaen in het aenwijzen der feilen zoo tegen de tael als kunst daer in begaen, ’t welk ook van wederzijden met eene en zelve vrijpostigheit ge schiedde. Apelles, dus liet zich Vollenhove in een zijner brieven hooren, heb ik altijt voor wijs gehouden, omdat hij over zijne schilderijen een ieders oordeel gaerne hoorde.Van kunstbeminneren, die zelfs meesters zijn, staet meer voordeels te wachten. Konden of wilden schrandere geesten, die door een aengeboren trek naer den Parnas gedreven, zonder overlegh noch arbeit den berg niet opklimmen, elkanderen hun werk dus mededeelen, zij braghten ’t verder” 2). Hun beider groote ijver „tot op-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1921 | | pagina 50